Meten is weten, toch?

jesse klaver 2Twee blogs terug wierp ik de vraag op of de burger zelfredzamer zou willen zijn. De overheid wil dat graag, want als mensen – langer – hun eigen broek op kunnen houden, dan kun je mogelijk besparen op zorgkosten. Maar is de mens die streeft naar zelfontplooiing en autonomie niet een mythe? In mijn dagelijks werk dringt die vraag zich op als medewerkers burgers ondersteunen die in de problemen zijn gekomen. Die problemen moeten weliswaar opgelost worden, maar die burger heeft het liefst dat een ander dat voor hen doet. Of anders die burger aan de hand neemt door het woud van regels en regelingen.

Uiteraard kloppen mensen die zeer zelfredzaam zijn niet bij ons aan, dus dat geeft een vertekend beeld. Maar duidelijk is dat nog heel veel mensen liever gezegd krijgen wat ze moeten doen, stap voor stap, dan zelf aan de slag te gaan. Deels omdat de wereld  tamelijk complex geworden is en het niet iedereen is gegeven om dat te begrijpen. Maar deels ook omdat het altijd zo gegaan is. Mensen die van hulp van anderen afhankelijk zijn, zijn ermee opgevoed dat anderen voor hen bepalen wat er moet gebeuren. Toch vinden we dat iedereen veel meer zijn eigen boontjes moet kunnen doppen.

Het paradoxale is dat we het met een andere pet op heel normaal vinden dat we voor mensen hun toekomst uitstippelen. Werkgevers laten medewerkers die vast dreigen te lopen een assessment doen. Net als bij sommige vacatures. Dat is een hele bedrijfstak geworden: Human Resource Management. Het menselijk vermogen zo efficiënt mogelijk inzetten. Bij een assessment word je door psychologen binnenstebuiten gekeerd en krijg je een keurig verslag hoe je in elkaar zit, waar je kracht zit en waar je zwakte. En of je wel of niet in een bepaald profiel voor een functie past.

Waar het ongemak zit is de trend om steeds meer over te schakelen op zelfsturing van medewerkers. Niet iedereen past in het profiel van zo’n medewerker om met een grote mate van vrijheid zelf het werk te organiseren. “Zeg me maar wat ik moet doen, en dan doe ik het wel.” En vaak ook goed. Toch willen we meer zelfsturing. Dat verhoogt de flexibiliteit, de organisatie wordt wendbaarder en kan sneller reageren op maatschappelijke ontwikkelingen. Net als bij die zelfredzame burger.

Kortom, het schuurt een beetje, die druk naar meer zelfsturing. We vinden aan de ene kant dat iedereen dat zou moeten kunnen. Sterker nog: mensen zouden er heel erg blij van worden. Maar aan de andere kant hebben we een hele batterij psychologen die mensen doorlichten en dan concluderen dat niet iedereen daar geschikt voor is.

Het beeld van die zelfredzame burger is een soort nabeeld van het min of meer romantische mensbeeld van het IK-tijdperk waarbij iedereen streefde naar zelfverwerkelijking. Tegelijkertijd testen en screenen we mensen om goed te kunnen bepalen in welk vakje ze het beste passen. Mogelijk dat je dan in dat vakje tot zelfverwerkelijking komt, maar dat voelt toch een beetje  schraal.

Dat screenen, en testen van mensen begint tegenwoordig al heel vroeg. Soms al op de peuterspeelzaal, maar zeker in groep 1. Met testjes die onafhankelijk van de opvattingen van de leerkracht de sterke en zwakke kanten van leerlingen boven halen. Aan het eind van de basisschool heb je nog amper een Cito-test nodig. Het voortgezet onderwijs is daarna in feite één doorlopend testlab. Elke stap in een bepaalde beroeps- of studierichting komt voort uit de voorgaande resultaten. Lastig voor leerlingen met een heel brede belangstelling, maar de meesten stromen door naar beroepsonderwijs of studie waar zij precies in passen. Zelf kiezen is er in feite helemaal niet bij. School, ouders en testende adviesbureaus stippelen je toekomst uit.

Natuurlijk is het heel fijn als door dat doorlopende testen en toetsen talenten van leerlingen tijdig worden opgemerkt en school- of beroepskeuze niet bepaald wordt door het vooroordeel van leerkrachten op basis van het milieu, het beroep of de herkomst van de ouders. Vooral voor kinderen van laagopgeleide ouders die geen verstand hebben van het vervolgonderwijs is dat een zegen.

De tijd dat arbeiderskinderen per definitie in het voetspoor van hun ouders traden is – in principe –  voorbij. Hoewel het natuurlijk wel opvallend is dat het gros van de antenkinderen toch op het VMBO terecht komt. Misschien is dat nog een onvolkomenheid? In ieder geval vindt Aleid Truijens in de Volkskrant dat Jesse Klaver het onderwijs onrecht aan doet als hij pleit voor minder testen en toetsen. Want, zo stelt zij: als de jonge Jesse op school, als kind van een werkende alleenstaande moeders half-Indisch, half-Marokkaans, beter was getest, dan was hij mogelijk de econoom geweest die hij nu zo hard naast zich nodig heeft. Want hoewel zijn pleidooi tegen economisme misschien hout snijdt, hij kan het niet hard maken.

Het is de vraag of Jesse kansen gemist heeft door zijn achtergrond. Weliswaar heeft hij de lange route van de sociaal klimmer gevolgd, maar uiteindelijk de hogeschool afgerond en zelfs nog een jaar politicologie gestudeerd. Dat had ook economie kunnen zijn, en mogelijk had hij dat af kunnen maken. Maar hij koos voor de politiek. En doet dat als jongste fractievoorzitter ooit niet slecht. Toch?

Maar stel dat hij gedurende zijn schoolloopbaan wel beter was getest en getoetst en zo stap voor stap naar de opleiding doorgeleid die naadloos paste bij zijn talenten. Heel misschien was hij dan de econoom geweest die Truijens zo node mist aan de zijde van Jesse. Zouden we dan geen kleurrijke en charmante politicus hebben gemist aan de zijde van die wellicht wat saaie econoom?  Want Jesse is Jesse door zijn levensloop. Misschien wel gegroeid tegen de verdrukking in. De biografieën van heel veel sociale klimmers ziet er zo uit: Aboutaleb, Marcouch.

Ik pleit niet voor een verkapt sociaal darwinisme waar door strijd de sterksten komen bovendrijven. Maar een sterke geleiding door permanente testen zodat mensen via de kortste route in het meest geschikte vakje terecht komen voelt ook niet goed. Mensen moeten fouten kunnen maken, vergissingen. Ze moeten kunnen stapelen als de instap in hoger onderwijs griezelig voelt omdat niemand in de familie een hogeschool of universiteit van binnen heeft gezien.

De efficiency in het onderwijs met zijn enorme studiedruk, de keuze voor een beroep of profiel op heel jonge leeftijd waar je amper meer van af kunt wijken zonder kostbare studietijd te verliezen vergen inderdaad een heel goede ondersteuning van leerlingen hierin. Dus testen en nog eens testen. Maar dan was Jesse niet de huidige Jesse geweest. Misschien wel econoom, maar mogelijk een kleurloze universiteitsdocent en niet de inspirerende jonge hond van nu.