Categorie archief: Europa

Barabas!

A6-voorkantNa veertig jaar was het of het stof van het lijdensverhaal werd afgeblazen. Een bomvolle Westerkerk luisterde naar de uitvoering door het Amsterdams Studentenkoor. Niet eerder hoorde ik hoe het intens verdrietige Erbarme dich omkringeld werd door een viool die meeging in het klagen, maar tegelijkertijd ook een ondertoon van hoop in zich had. Alleen de soliste en de violist vulden met hun stem en de viool de hele ruimte in een trage muzikale dans waarin klagen en troost om beurten het voortouw namen.

Als kind heb ik het lijdensverhaal met de paplepel ingegoten gekregen. Elk detail van dit verhaal kende ik, uitentreuren. Van het laatste avondmaal tot aan de wederopstanding, met alle verraad en lijden erbij. Overdaad schaadt: het kon mij niet meer boeien. Natuurlijk zong ik als kind Oh hoofd bedekt met wonden mee, maar mij werkelijk verplaatsen in een lijdende Christus, dat bracht ik niet op. De hele intrige kwam mij erg gekunsteld over: een zoon van god die mens wordt, daarna wordt gemarteld en daaraan overlijdt, maar na drie dagen weer rondloopt en uiteindelijk opstijgt naar de hemel. En door dat lijden de last van onze zonden wegneemt. Hoe zo? Het lijden was toch niet verdwenen uit de wereld? En die hemel: waar kon ik vinden dat we daar daadwerkelijk heen zouden gaan?

Maar nu, met een scherp en helder articulerende evangelist die het publiek meenam langs elke gebeurtenis, zag ik niet alleen hoe filmisch het verhaal is, maar ook actueel. Hoe scene na scene in de aanloop naar de kruisiging Jezus de hele film al gevisualiseerd had, wist waar en wanneer Judas en Petrus hem gingen verraden. Hij zag er als een berg tegenop. Dramatisch ijzersterk. Want het is het verhaal van onze eigen dood, uiteindelijk. Die voorkennis hebben wij net als Jezus: ook wij gaan sterven. Daarmee is het lijdensverhaal ons eigen verhaal. Erbarme dich is in feite een geoorloofd zelfmedelijden. Van Bach mogen we huilen om ons lot, en hij troost ons ook meteen met hemelse muziek.

Maar wat mij vooral treft zijn de scenes waarin het koor eerst roept dat Barabas in plaats van Jezus moet worden vrijgelaten en daarna dat Jezus gekruisigd moet worden. Het is geen boos koor, geen woedende menigte, maar eerder een enthousiaste meute die geniet van de macht die Pilatus hen toebedeelt. Ik let op de gezichten van koorleden. “Zegt ’t maar”, zegt Pilatus: “Ik zie geen kwaad in deze man, maar zeg ’t zelf maar.” Dat laat het volk zich geen twee keer zeggen. De ogen van de koorleden staan fel, het lijkt een tribune van fans van de winnende partij in een stadion. Ik schrik er bijna van hoe sterk de toon en het beeld overeenkomt met de beelden van de schreeuwers van “AZC weg mee”. Bach moet meegemaakt hebben hoe een opgewonden menigte zich gedraagt, welke toon daarbij hoort. Het triomfantelijke van de woede van een meute die macht ruikt en wil afrekenen.

In de Mattheus trekken de aanstichters van de kruisiging zich uiteindelijk de haren uit hoofd als ze zich realiseren – door het scheuren van een groot gordijn in de tempel, zes uur duisternis, flinke aardbevingen en een optocht van levende doden – wat zij hebben gedaan: niets minder dan God gedood. Zo’n afloop kent alleen een goede film met God zelf in de hoofdrol.

Het lastige is dat God het niet meer voor het zeggen heeft. Ook niet als hij Allah heet. De ooit almachtige legt het af tegen criminelen die zich met bommen een sluiproute naar het paradijs banen, tegen rücksichtsloze mensensmokkelaars, tegen vreemdelingenhaat, tegen drenkelingen, tegen prikkeldraad. Alleen een schrijver van het niveau van Shakespeare zou uit de voeten kunnen met de hedendaagse weerbarstige werkelijkheid. Wie is Judas, wie is Petrus, wie is Pilatus, wie zijn daders, wie worden geofferd? En vooral: welke rol spelen wij zelf? Toeschouwers zijn wij, machteloze toeschouwers.

Het minste wat we kunnen doen is de vluchtelingen die hier aankomen goed opvangen. Vrijwel elk dag zie ik in wijkcentra vrijwilligers met kleine groepjes Syriërs, Iraniërs, Afghanen aan de slag om Nederlands te leren. In het grote drama is dat een heel nederige rol. Toch is het toch erg belangrijk om het optimisme en het geloof in de toekomst vast te houden. Bach had daar geen noot aan gewijd. Eeuwige roem verwerf je er niet mee. Maar die eeuwigheid nam ik toch al met een korrel zout.

 

Helden en slachtoffers, deel 3

g88b_HansBrinkerHet kan nog een jaartje duren, maar de soap rond de Hedwige is nog niet afgelopen. Er valt formeel niet meer te ontsnappen aan het definitieve besluit tot ontpolderen, maar als dat valt zal de tegenbeweging weer op gang komen. Het is een loepzuiver voorbeeld hoe je als bestuurder bij voorbaat op achterstand kunt staan bij wat in het Duits zo treffend Gesundenes Volksempfinden heet. Zeker als een kleine Gideonsbende met mediawind in de zeilen de zaak nog eens breed kan uitspinnen. De media opereren met de wetten van het heldenepos in de hand; om de lezer het verhaal in te trekken heb je tegenstellingen nodig: wie is de held, wie zijn de slachtoffers, wie is de schurk en wie complotteert tegen wie?

Iconische slachtoffers zijn kinderen, ouderen, gehandicapten, dieren. Maar wat nieuw lijkt, is dat we die kwetsbaarheid op weerbare groepen gaan projecteren. Niet de trekvogels, maar de boeren zijn de nieuwe slachtoffers. Niet de vluchtelingen, maar de burgers van de gemeenten waar de noodopvang komt, niet de Oekraïners die meer democratie willen in plaats van corruptie, maar mondige weerbare Nederlanders. Een opvallende kanteling van kwetsbaar naar het Dikke Ik. En door de wederzijdse afhankelijkheid van actievoerders en media hebben die Dikke Ikken, de verontwaardigde burgers die zich bedreigd voelen, ineens wind mee.

Als Jan Roos suggereert dat onze kleine polder bedreigd wordt door een verdrag van Europa met Oekraïne, dan past dat exact in het frame van het heldenepos. Een kleine dappere matroos, die als een Hansje Brinker zijn duim in het gat van onze dijk steekt en verhoedt dat nog meer ellende van ver weg ons land binnen stroomt, is de gedroomde held. Iedereen die zijn vingers naar hem uitsteekt verliest bij voorbaat.

Daarmee ben ik nog geen fan van de voorstanders van het verdrag. Als Juncker met hel en verdoemenis dreigt als het verdrag met Oekraïne schipbreuk leidt, begrijp ik de tegenstemmers wel. Bestuurders die nog steeds niet begrijpen dat je aan het kortste eind trekt als je niet tijdig met burgers communiceert zijn een groter risico dan Jan Roos omdat zij hem daarmee een podium bieden.

Lastig is dat in alle tumult de vraag wie de werkelijk kwetsbare is uit het zicht verdwijnt nu we meer en meer gefocust raken op het “eigene”. De aandacht voor het kleinschalige, ambachtelijke verschuift met een tussenstap via het authentieke en oorspronkelijke naar “eigen soort”. Solidariteit verdampt. Je kunt niet met de hele wereld solidair zijn, wel met de buren. En de buren van de buren. We zetten een hek om de groep heen waar we ons mee verwant voelen en sluiten in één beweging anderen buiten.

En jazeker: de creativiteit zit nu op rechts. Dat valt niet te ontkennen. Maar griezelig is het wel: Pegida die goochelt met een hakenkruis op een spandoek. Mutsen inde vorm van varkenskoppen. Er werden vergelijkingen getrokken met de ludieke acties van Provo die demonstreerde met blanco spandoeken en rozijnen uitdeelde. Het fundamentele verschil is dat Provo actie voerde tegen de bestuurlijke élite en Pegida kwetsbare groepen beledigt.

Daarmee wordt het lastig om een participatiesamenleving te bouwen waar die wellicht wat ouderwetse solidariteit zo nodig is. Omzien naar elkaar in plaats met grote bekken tegenover elkaar te staan: wie zet de eerste stap om de hekken rond de eigen groepjes af te breken?  

Helden en slachtoffers, deel 2

DSC00676In deel 1: hoe de bestuurlijke soap rond de Hedwige-polder als loepzuiver voorbeeld kan dienen voor nieuwe vormen van maatschappelijke polarisatie. Prachtig gedocumenteerd in de film Onder het oppervlak van Digna Sinke.

Kern van de soap: het laten onderlopen van een polder is op zich een sublieme oplossing om grotere schepen door de Schelde naar Antwerpen te laten varen zonder dat de trekvogels door verdwijnende schorren verdreven worden.

Ware het niet dat die polders onlosmakelijk verbonden met de Zeeuwse identiteit. Zeeuws-Vlaanderen is een lappendeken van polders en poldertjes die daar vanaf de vroege Middeleeuwen zijn aangelegd. Vanaf de hogere delen werd steeds een dijkje gelegd om een droogvallend schor, enzovoorts enzoverder. Al die dijken en dijkjes liggen er nog en maken er met de rijen populieren er boven op – geen natuur, maar goed voor klompenhout – een uniek coulissenlandschap van.
Helemaal in het oostelijke hoekje van Zeeuws-Vlaanderen, pal op de grens met Belgisch Vlaanderen ligt de Hedwigepolder, net voorbij zijn “rolmodel” Het Verdronken Land van Saeftinge: ooit ook een polder, maar in de tachtigjarige oorlog ondergelopen en nooit meer droog gemaakt. Teveel werk voor te weinig land.

De Hedwige zelf is geen bijster interessante polder – dit gaat mij nog wat ruzie opleveren in de familie – en behalve een paar pachters en de enige eigenaar die de hele polder bezit, komt er praktisch niemand. Geknipt voor de operatie Ontpolderen. Saillant detail: die grootgrondbezitter is een Belg: een baggeraar!

Nadat de ministers en staatssecretarissen het verdrag over de verdieping en de ontpoldering hadden ondertekend was het een kwestie van de boeren uitkopen. De Belgen, de havenbaronnen, zouden riant betalen. Appeltje, eitje.
En daar ging het mis. De boeren gingen niét één-twee-drie overstag.  Niét omdat ze zo gehecht waren aan hun grond of zo’n groot hart hadden voor trek- en weidevogels. Althans: dat geloof ik niet. De film toont dit jammer genoeg niet, maar ik vermoed dat het om centen ging, zoals altijd bij Zeeuwse boeren. Mijn opa moest als landarbeider in de jaren voor de oorlog ’s winters maar zien hoe hij aan de kost kwam. Als het werk afnam in het najaar kon hij vertrekken. In het voorjaar mocht hij terugkomen.

Dus of het nu kwam omdat de onderhandelaars te krenterig hadden ingezet uit Zeeuwse zuunigheid, of de boeren hun het vel over de oren trokken: op dat moment begon het te schuren. Enkele tientallen onwennige actievoerders grepen media-momenten aan om zich te laten horen: een minister die een dorpscafé eventjes zou komen uitleggen hoe hij het wilde aanpakken leverde een geweldig exposure op. Voor de actievoerders uiteraard. Het markeerde het begin van een onontwarbare kluwen van argumenten, grotendeels gevoed met emoties over de mythische Zeeuwse strijd tegen het water. Het Zeeuws-Vlaamse volkslied – het bestaat! – kent niet voor niets de strofe “…en schiepen zich de Zeeuwen uit schor en slik hun land”.

Dit mythische heldenepos werd aangevuld met de retoriek van het boerenland als natuurgebied. Het boek Dit is mijn hof van de Vlaamse journalist Chris de Stoop over de ontpoldering van het Belgische deel van de polder gaat in de flinke oplagen over de toonbank. Prachtig geschreven, vlotte en beeldende stijl, maar het ademt toch vooral melancholie over de teloorgang van het boerenbedrijf uit de vijftiger jaren: hoe God verdween uit de Hedwige. Vermengd met wrok jegens de groenen die zouden samenspannen met de havenbaronnen. Geen steekhoudende argumenten om de Hedwige te behouden. Het hedendaagse boerenbedrijf verarmt de natuur. De Stoop mag dan de boerderij van zijn broer hebben overgenomen: het bedrijf heeft hij gestaakt. Voor het type boer dat zijn broer was, en daarvoor zijn vader, is geen plaats meer.

Hoe dan ook: ontpolderen werd een volstrekt taboe. Het CDA – groot in Zeeland – keek ernaar met samengeknepen billen. Want CDA-ministers hadden alle verdragen ondertekend.

Niemand ondernam een poging op de argumenten tegen ontpolderen te weerleggen. Niemand opperde dat Zeeuws-Vlaanderen in 1953 amper had geleden onder De Ramp. Twee kleine poldertjes liepen onder. Minder dan 1% van de slachtoffers verdronk hier. En ook niemand die uitlegde dat het verlies van 300 hectare landbouwgrond niet zou uitdraaien op een wereldwijde hongersnood. Want elke uitleg zou de bijl aan de wortel van die Zeeuwse identiteit leggen: het win-win model van bescherming tegen de zee door vruchtbare akkers te maken zou op de helling moeten. Wie zou daar zijn vingers aan durven branden?

Zo raakten de bestuurders door de identiteitsretoriek gegijzeld. Want die heldensagen behoorden ook tot hun eigen identiteit. Voor de Zeeuw Balkenende destijds een ainedossier. Hoe moest hij dit aan zijn moeder in Kapelle bij Goes uitleggen? En hoe moest zij het uitleggen aan de andere leden van haar bridge- of wandelclub?

Iedereen zat klem in de eigen mythe. En juist daarmee is de Hedwige zo’n helder voorbeeld van een nieuwe polarisatie in de hele samenleving: die tussen bestuurders die doelen nastreven die het lokale belang overstijgen – zoals het belang van de Antwerpse haven, geborgd in een eeuwenoud verdrag dat als konijn uit de hoge hoed werd getoverd – versus groepen burgers die zich gepasseerd voelen en zich aaneensluiten op basis van immateriële waarden ingebed in een – ook gedurende eeuwen geconstrueerde – gezamenlijke identiteit. Een identiteit die een bedding biedt aan het verlangen naar behoud, geborgenheid, herstel van oude waarden, zekerheden. Maar ook een identiteit die andersdenkenden uitsluit. Onverdraagzaamheid steekt de kop op.

Volgende week de ontknoping.

Over helden en slachtoffers (1)

saaftingeVorige week had ik een blog klaar staan, over de film van Digna Sinke over de Hedwige-polder, maar ik liep steeds vast. Tot ik Jan Roos weer in actie zag. Toen begreep ik de wederkerigheid tussen actievoeders en media weer. Ik zal het proberen uit te leggen. Kost wel wat woorden meer dan gebruikelijk. Daarom knip ik het in drie stukken.

Deel 1. Baggeren

Voor de doorsnee randstedeling is de Hedwige-polder even ver van zijn of haar bed als Oekraïne voor ons was voordat Poetin daar de lont in het kruitvat stak.

Documentaire maker Digna Sinke heeft met haar film Onder het oppervlak 20 jaar bestuurlijk touwtrekken in beeld gebracht. Als geboren en getogen Zeeuws-Vlaming wilde ik die documentaire wel zien. Welke kant zou ze kiezen? De lange versie werd vertoond in bioscoop het Ketelhuis, met als dessert een debat met onder meer Cees Veerman, één van de ministers die op enig moment aan het touw moest trekken.
De film is strak opgebouwd: het verhaal wordt verteld door de terugblikkende hoofdrolspelers zelf. Mooi in beeld gebracht, goed uitgelicht, haarscherp, tegen een effen zwarte achtergrond. Bijna chique. Ambtenaren, ministers, staatssecretarissen, gezanten; ze maakten afspraken en probeerden daar vervolgens weer onderuit te komen. Althans, aan Nederlandse kant.
Tussendoor overpeinzingen van Sinke zelf over de economische druk vanuit de Antwerpse haven. Alles ingebed in prachtige fotografie van de rijen populieren in de polder en de enorme ruimte van de brede Schelde, het rijzen en dalen van het water, de golfslag aan de oever en het weidse uitzicht vanaf de brug van een containerschip.

De Schelde is een beetje de Mississippi van de lage landen: een massa water met overkanten, pontveren (nou ja, nog eentje, voor zolang het duurt), binnenvaartschepen en enorme zeeschepen met hoog opgestapelde zeecontainers die je vanuit de polders voorbij ziet schuiven boven de enorme Deltadijk. Eb en vloed, vaargeulen en stroomgeulen. Adembenemende wolkenluchten. De Schelde  is soortnaam en eigennaam ineen.

Voor wie nu dreigt af te haken: de Hedwige-polder is een loepzuiver voorbeeld van de machteloosheid van bestuurders die te maken krijgen met een Gideonsbende die een ogenschijnlijk technische kwestie kunnen opblazen tot een epos van mythische proporties. Of andersom: machteloze burgers die geen voet tussen de deur krijgen. Ik leid u er stap voor stap door heen.

Ingewikkeld is het probleem niet. 150 jaar geleden hadden de Belgen genoeg van die arrogante ‘Ollanders en scheurde het prille Koninkrijk in stukken. Probleem: het grotendeels protestantse Zeeuws-Vlaanderen hoorde vanaf de 80-jarige oorlog cultureel bij de Noordelijke Nederlanden. Dat bleef zo na de scheuring: beide oevers van het laatste stukje Schelde bleven Nederlands. Om de Antwerpse haven te bereiken, varen schepen dus eerst zo’n 50 kilometer door Nederland. Dat vinden de Belgen weinig comfortabel. Bij de scheuring is een verdrag gesloten dat de haven van Antwerpen bereikbaar moet blijven.
Dat betekent continu baggeren, alle dagen van het jaar. Niet alleen om De Schelde bevaarbaar te houden, maar ook om hem te verdiepen: de schepen worden steeds groter en liggen steeds dieper. Daar zit de oorzaak van het probleem: bij dat dieper maken zakken delen van de omringende schorren de vaargeul in en wordt het fourageergebied voor de vogels kleiner. Dat moet gecompenseerd worden. Dat vindt iedereen. Dat is op zich winst. Maar waar haal je nieuwe schorren vandaan?

Oplossing: een polder laten vollopen zodat je een nieuw drassig trekvogelparadijs krijgt. Subliem toch?

Waarom dat dan toch mis liep in deel 2.

Hoe verder na Keulen

Zelden was een spreekwoord meer op zijn plaats dan nu. We keken elkaar aan of we het in Keulen hoorden donderen. Ontkenning, ongeloof. En schoorvoetend acceptatie. Maar met pijn. Om de beschamende gebeurtenisseprotest keulen januari 2016n. En om te moeten toegeven dat de tegenstanders van de grote instroom van vluchtelingen een punt hadden gehad. Dat is één ding. Heel iets anders is met lege handen komen te staan tegenover de kwaadaardige haat en racisme van een deel van de tegenstanders. Wat nu?

Het valt niet te ontkennen dat enkele tientallen Syrische vluchtelingen in Keulen op oudjaarsavond vrouwen hebben aangerand, verkracht en bestolen. Bizar. Dat mensen door ontreddering en traumatische ervaringen ontsporen is denkbaar. Dat lijkt hier niet aan de orde te zijn. Maar wat is er dan gebeurd? Hoe kan het dat gasten – wat dat zijn vluchtelingen per definitie – in de hand spugen die hen verwelkomt? Is Europa, is Duitsland, voor hen het mythische paradijs? Lijden de vluchtelingen aan zinsbegoocheling? Mogelijk hebben ze jarenlang hun dromen geprojecteerd op een beeld van het vrije westen dat helemaal niet bestaat. En zijn wij – de gutmenschen – ons daar niet bewust van geweest. Hebben we de berichten over de aanrandingen tijdens de Arabische Lente op  het Tahrirplein verdrongen. Hoe om te gaan met ontluisterend gedrag van mensen die vluchten voor meedogenloze dictators, of er tegen in opstand komen. In onze ogen paradoxaal gedrag dat niet past in het beeld van mensen die niet alleen rechtvaardigheid zoeken maar waarschijnlijk zelf ook nastreven. Hoe moeten we dit duiden?

Iedereen lijkt lamgeslagen. Dit is uiteraard koren op de molen van Pegida en aanverwanten. Fort Europa haalt alle bruggen op, de luiken gaan dicht en de Europese droom bladdert af. Een verdere polarisatie van de samenleving lijkt onontkoombaar.

Ik zou ook een andere kant op kunnen kijken, wachten tot het overgaat. Ik hoef hier helemaal niets over te schrijven. Niet aanraken is de meest veilige optie. Maar juist door erover te schrijven en nadenken en te delen met anderen helpt het mij om een positie te bepalen. Vroeg of laat krijgen we er in het welzijnswerk mee te maken. Een gepolariseerde samenleving is wel het laatste dat we kunnen gebruiken. Dan weet ik wel wie de rekening betaalt: de meest kwetsbaren. De groep waar wij ons voor inspannen.

Misschien is het vreselijk naïef, maar ik draai de kwestie liever om: kan Keulen ook iets positiefs teweeg brengen? En zo ja wat dan. Om te beginnen zal het progressieve kamp er niet onderuit kunnen te erkennen dat ze naïef is geweest. Dat is een pijnlijk proces. Ik zie nu al hoe hier en daar ingewikkelde redeneringen het schip in het midden trachten te houden: eerst maar eens achterhalen wat er echt gebeurd is en niet te snel conclusies trekken. Dat lijkt mij een hopeloze strategie. Dan maar door de zure appel heen bijten en de knuffelkoers bijstellen.

Natuurlijk wil ik ook graag weten wat er precies is gebeurd, en vooral wat de drijfveren van de daders zijn geweest. Daar kan een sleutel voor een volgende stap liggen. Ik kan er van alles bij bedenken: ontremd gedrag door drankmisbruik door mannen die daar mogelijk niet aan gewend zijn, opvang in veel te grote groepen met maandenlange seksuele onthouding, uitzichtloosheid, frustratie, de dynamiek van de groep zoals Canetti dat beschreef. Waar het individu oplost in de massa. Dan ontstaan er risico’s. Gevangenisdirecteuren weten daar over mee te praten.

Maar dan nog: hoe kan het dat er dan geen corrigerend mechanisme in de groep ontstaat? Brengt generaties lang wonen in een dictatuur met zich mee dat mensen morele waarden niet verinnerlijken en alleen reageren op door anderen gestelde grenzen? Gaat er daarom bij geen van de betrokkenen een waarschuwingsbelletje rinkelen als het uit de hand gaat lopen? Of is de minderwaardigheid van de vrouw voor een deel van de vluchtelingen niet zo onlosmakelijk verbonden met de waarde van rechtvaardigheid als voor ons?

Blijkbaar, en het vergt enige lenigheid van geest, maar dat is bij ons ook niet altijd zo geweest. De tien geboden stellen de vrouw gelijk aan eigendom zoals het vee: “Gij zult niet begeren uws naasten vrouw, […] noch zijn os, noch zijn ezel […].” Ondanks dat het gaat om waarden van een vierduizend jaar oude agrarische samenleving, werden die waarden nog niet zo heel lang geleden wekelijks in de hoofden van een meerderheid van de Nederlanders geprent.

En laten we niet vergeten dat aanranding en huiselijk geweld nog veel korter geleden geen issue was. Verkrachting bínnen het huwelijk gold als een contradictio in terminis. Wat zich tussen echtgenoten afspeelde, daar bleef de samenleving buiten. Pas in 1991 (!) is verkrachting binnen het huwelijk strafbaar gesteld.

Minachting voor de vrouw is ons dus niet vreemd. Nog steeds niet. “Daar moet een piemel in”, scandeerden notabene de haatzaaiers in Steenbergen.

Dat betekent dat we fors moeten inzetten op de integratie van nieuwkomers, en op een heel andere manier dan hen een verklaring laten ondertekenen dat zij zich committeren aan onze normen en waarden. Dat lijkt meer op een wurgcontract met veel kleine lettertjes.

Als we serieus aan de slag willen met de integratie van deze instroom van nieuwkomers betekent dat dat we naast huisvesting, werk en onderwijs heel intensief onze waarden moet gaan overbrengen. Want de instroom stoppen is om allerlei redenen onhaalbaar, zelfs als je dat zou willen. Dat brengt voor- en tegenstanders bij elkaar. En daar zit de kans.

Om waarden, en daaruit voortvloeiende normen, over te kunnen dragen moeten we ze eerst gaan benoemen en beschrijven. Dat kan een interessante exercitie worden. Is zelfbepaling – je eigen keuzes maken – een particuliere aangelegenheid achter de voordeur, of mogen ouders hun opgroeiende kinderen niet belemmeren bij keuzes voor opleiding, partner, werk? Wat te denken van mannen die hun vrouwen verbieden een opleiding te volgen, te werken. Hoe verdelen partners de zorg voor de kinderen? Uiteraard, allemaal particuliere keuzes waar de overheid of de samenleving niets mee te maken hebben, maar mogen ouders hun kinderen, of partners elkaar daarin beperken? Hoe leggen we hier en nu de Rechten van de Mens uit?

Ik zie het wel voor mij om met de hedendaagse media daarover een brede maatschappelijke discussie te voeren. We zullen het niet eens worden, maar het proces is al een belangrijke stap in de richting. Geen nationale IQ quiz, maar een nationale Mensenrechtenquiz. Met apps over Kinderrechten, Vrouwenrechten.

Vanuit welke politieke invalshoek bekeken en met welke middelen dan ook: inburgeren heeft nu de hoogste urgentie. Dat hebben die honderden, duizenden vrijwilligers die al aan de slag zijn overigens al heel goed begrepen.