Categorie archief: Altruïsme

Achter de kassa van de kringloop

Gisteren ingevallen achter de kassa in de buurtkring-loopwinkel voor een zieke vrijwilliger. Ik stond al in de startblokken voor een andere vrijwilliger die haar heup had gebroken, maar moest nog ingewerkt worden. Als kersverse pensionado had ik immers alle tijd van de wereld? Dat nou ook weer niet, want nog volop in de running als zzp’er, maar gisteren wel lege agenda. Dus kreeg ik spoedcursus “openen” en “sluiten”. En vanaf het moment dat we de deur openden kwam er een weliswaar bescheiden maar gestage stroom van klanten op gang. Geen moment dat er geen klanten zijn, maar voldoende rust om een praatje te maken. De winkel zit in de kelder onder de kerk. Er staan twee beachvlaggen op de stoep zodat voorbijgangers op de winkel geattendeerd worden, maar de meeste klanten weten heel goed dat hier koopjes te halen zijn. Huisraad, kleren, cd’s en lp’s, witgoed, kasten. Van alles wat, maar kleren ‘loopt’ het hardst. Het was een leerzame ervaring. Ik kan het iedereen die wil begrijpen hoe de samenleving in elkaar zit ‘aan de onderkant’ aanraden.

De kassa is het hart van de winkel. Je staat er als een regisseur en kan iedereen verwelkomen en kletspraatjes houden. Kopers zijn een dwarsdoorsnede van de buurt qua leefstijl, maar wel veel mensen met een heel kleine beurs. Studenten die voor een euro literatuur komen kopen, maar ook lp’s. Joan Armatradings Me Myself I. Voor een euro. Lang geleden grijs gedraaid. Alsof het een teken was van onze huisbaas legt de volgende klant De Ondraaglijke Lichtheid van het Bestaan van Milan Kundera voor mij neer op de toonbank. Ook slechts een euro, dat maakt het allemaal nog lichter.

Dan een man die een klein aquarium heeft gespot, maar te weinig geld heeft. Hij moet eerst naar huis om “nog een paar euro uit de kieren van de bank te zoeken”. Vlak voor sluitingstijd is hij terug. Ik vraag hem of het voor vissen is of voor wandelende takken. Nee, er komt een onnavolgbaar verhaal om het om te bouwen om zelf kombucha te maken. Niet te stuiten verhaalt hij van een oude Chinese keizer die 4000 jaar geleden ongeneeslijk ziek was, maar weer herstelde van kombucha. Zoals ook veel andere klanten is hij duidelijk blij met een luisterend oor.

Een Marokkaan koopt 20 baseballpetjes voor elk 20 cent. Ik sla erop aan omdat er vijf prachtige petjes tussen zaten met het mooi geborduurde logo van het stadsdeel waar ik ooit bestuurder was. “Voor mijn kinderen”, zegt hij. Dat heeft ie wel een erg groot gezin! Nee, schatert hij; voor de kinderen in zijn geboorteplaats. In Marokko. “Waar in Marokko?”. Nou, dat kende ik niet hoor. Even aandringen: “Ouarzazate”. Laat ik dat nou wel kennen, ooit bezocht tijdens een studiereis. In de rotsige bergachtige woestijn in het Zuiden toch? “Ja!” De man glundert van oor tot oor en ratelt in half Nederlands, half Marokkaans over wat hij in zijn plaats van herkomst allemaal organiseert voor de kinderen. Zijn heimwee kon je opscheppen.

En dan een gezinnetje, man, vrouw, dreumes in de buggy. Herkomst Oost-Europa schat ik in. Zoals veel klanten ogenschijnlijk goed gekleed, maar als je goed kijkt, zie je sleet, en de vaak weggepoetste vlekken. Ze hebben drie rompertjes voor elk 50 cent. Dat zou anderhalve euro zijn, maar dat hebben ze niet. Portemonnee wordt omgekeerd en met alle kleingeld tellen ze 75 cent voor me neer. Ze proberen te pingelen. Daar beginnen we niet aan is het devies, maar ze hebben mazzel, want op de laatste vrijdag van de maand gaat alle kleding voor 50% weg. Dus dat kost ze 75 cent. Ze kijken stomverbaasd. Ik doe de rompertjes in een zak en geef het ze mee.

De vrouw kijkt bij het weglopen wat dromerig naar de oorsieraden op een rekje naast de kassa. De man kijkt naar haar, dan naar mij. Ik pak de hangers waar haar ogen aan blijven kleven. Doe ze in een zakje en geef het aan hem. Hij geeft het aan haar. Een moeilijk moment: een cadeautje krijgen als je niets hebt, is lastig. Zij knikt naar mij, knikken is nog een groot woord voor zo’n minimale beweging, met een evenmin waarneembare glimlach laat ze het zakje in haar jas glijden. “Dag”.

Helden en slachtoffers, deel 3

g88b_HansBrinkerHet kan nog een jaartje duren, maar de soap rond de Hedwige is nog niet afgelopen. Er valt formeel niet meer te ontsnappen aan het definitieve besluit tot ontpolderen, maar als dat valt zal de tegenbeweging weer op gang komen. Het is een loepzuiver voorbeeld hoe je als bestuurder bij voorbaat op achterstand kunt staan bij wat in het Duits zo treffend Gesundenes Volksempfinden heet. Zeker als een kleine Gideonsbende met mediawind in de zeilen de zaak nog eens breed kan uitspinnen. De media opereren met de wetten van het heldenepos in de hand; om de lezer het verhaal in te trekken heb je tegenstellingen nodig: wie is de held, wie zijn de slachtoffers, wie is de schurk en wie complotteert tegen wie?

Iconische slachtoffers zijn kinderen, ouderen, gehandicapten, dieren. Maar wat nieuw lijkt, is dat we die kwetsbaarheid op weerbare groepen gaan projecteren. Niet de trekvogels, maar de boeren zijn de nieuwe slachtoffers. Niet de vluchtelingen, maar de burgers van de gemeenten waar de noodopvang komt, niet de Oekraïners die meer democratie willen in plaats van corruptie, maar mondige weerbare Nederlanders. Een opvallende kanteling van kwetsbaar naar het Dikke Ik. En door de wederzijdse afhankelijkheid van actievoerders en media hebben die Dikke Ikken, de verontwaardigde burgers die zich bedreigd voelen, ineens wind mee.

Als Jan Roos suggereert dat onze kleine polder bedreigd wordt door een verdrag van Europa met Oekraïne, dan past dat exact in het frame van het heldenepos. Een kleine dappere matroos, die als een Hansje Brinker zijn duim in het gat van onze dijk steekt en verhoedt dat nog meer ellende van ver weg ons land binnen stroomt, is de gedroomde held. Iedereen die zijn vingers naar hem uitsteekt verliest bij voorbaat.

Daarmee ben ik nog geen fan van de voorstanders van het verdrag. Als Juncker met hel en verdoemenis dreigt als het verdrag met Oekraïne schipbreuk leidt, begrijp ik de tegenstemmers wel. Bestuurders die nog steeds niet begrijpen dat je aan het kortste eind trekt als je niet tijdig met burgers communiceert zijn een groter risico dan Jan Roos omdat zij hem daarmee een podium bieden.

Lastig is dat in alle tumult de vraag wie de werkelijk kwetsbare is uit het zicht verdwijnt nu we meer en meer gefocust raken op het “eigene”. De aandacht voor het kleinschalige, ambachtelijke verschuift met een tussenstap via het authentieke en oorspronkelijke naar “eigen soort”. Solidariteit verdampt. Je kunt niet met de hele wereld solidair zijn, wel met de buren. En de buren van de buren. We zetten een hek om de groep heen waar we ons mee verwant voelen en sluiten in één beweging anderen buiten.

En jazeker: de creativiteit zit nu op rechts. Dat valt niet te ontkennen. Maar griezelig is het wel: Pegida die goochelt met een hakenkruis op een spandoek. Mutsen inde vorm van varkenskoppen. Er werden vergelijkingen getrokken met de ludieke acties van Provo die demonstreerde met blanco spandoeken en rozijnen uitdeelde. Het fundamentele verschil is dat Provo actie voerde tegen de bestuurlijke élite en Pegida kwetsbare groepen beledigt.

Daarmee wordt het lastig om een participatiesamenleving te bouwen waar die wellicht wat ouderwetse solidariteit zo nodig is. Omzien naar elkaar in plaats met grote bekken tegenover elkaar te staan: wie zet de eerste stap om de hekken rond de eigen groepjes af te breken?  

Vluchtelingen en vrijwilligers

hotel de koepel

Zorgen voor anderen kan een goed gevoel geven. Dat kan een reden voor mensen zijn met een “zorgoverschot” om zich in te zetten van ouderen, voor zieken. En tegenwoordig ook voor vluchtelingen. Enkele oproepen via social media brengt honderden vrijwilligers op de been. Voor hulp aan mensen die zij nog nooit hebben gezien, die een volstrekt andere taal spreken, een – andere – god aanbidden de zij niet kennen. Prachtig.

Afgelopen week schoof ik aan bij een maaltijd voor een dertigtal vluchtelingen. Elke week kookt een aantal van hen in een wijkcentrum van onze organisatie in Haarlem onder begeleiding van enkele doortastende vrijwilligers voor medevluchtelingen. Elke week komt een andere ploeg eten zodat iedereen aan de beurt komt.

De vrijwilligers halen via donaties geld bijeen voor de boodschappen. Ze kopen in voor 2 euro per persoon. Dat is heel erg krap, maar de maaltijd was toch erg smakelijk: heerlijk gekruide rijst, tzatziki en een stukje kip. Er was voldoende om twee keer op te scheppen. De COA verzorgt kant-en-klare catering en kan daarbij geen rekening houden met de eetcultuur in het land van herkomst. Daarom zijn de relatief sobere maaltijden in het wijkcentrum erg geliefd. Bovendien hebben de koks ook wat te doen in plaats van rondhangen.

De sfeer was ontspannen: eten brengt mensen samen. Het gesprek aan tafel verliep weliswaar moeizaam, maar we hadden veel plezier aan de tien woorden Nederlands die sommigen inmiddels hadden geleerd van andere vrijwilligers. Enkelen spraken redelijk Engels. Al met al een goed voorbeeld hoe een plaatselijke gemeenschap voldoende vrijwilligers op de baan kan brengen om enkele honderden vluchtelingen voldoende te ondersteunen om een al vast een piepklein beetje in te burgeren.

Het was tegelijkertijd vervreemdend om met deze tevreden mensen bijeen te zitten wetend dat zij vaak een gruwelijke vluchtgeschiedenis achter de rug hebben. De beelden kennen we van televisie. Maar er werd niet over gesproken. Aan tafel heerste hoop en optimisme. Ook bij de buurtbewoners die aanvankelijk erg argwanend waren en de nieuwe groep als indringers zagen. Als mensen elkaar ontmoeten en leren kennen is, ontstaat er begrip en draagvlak.

Wat mij opviel was dat een aantal vrijwilligers zelf een atiegeschiedenis hadden. Sommigen waren als kind hier gekomen, anderen tien, twintig jaar of nog langer geleden als ant of vluchteling. Ze weten wat de nieuwkomers te wachten staat en willen hen graag door die eerste fase heen gidsen. Maar ook autochtone Nederlanders helpen waar ze kunnen. Zeker vanuit de motivatie om tegenwicht te bieden aan het verzet tegen de opvang van de asielzoekers.

Dat het in Haarlem met de opvang van vluchtelingen redelijk geruisloos verloopt hangt volgens mij mede met dit soort initiatieven samen: kijk op Facebook naar Hotel de Koepel. Een stad van 150.000 inwoners brengt voldoende vrijwilligers op de been om wat extra’s te bieden aan nu 400 en straks 700 vluchtelingen. Terecht dat burgemeester Bernt Schneiders als voorzitters van de de burgemeesters wees op het belang van proportionaliteit. Hij riep op tot kleinschaliger opvang.

Het gaat om het in evenwicht houden van een complex systeem: zoals ook het klimaat een complex systeem is, of de detailhandel, is de samenleving ook een systeem. Een meer dan complex systeem, maar we weten heel goed dat je elk systeem voldoende ver uit het lood kan brengen om het onomkeerbaar te kantelen. Weliswaar is onze samenleving heel erg sterk en robuust, voor driekwart van de Nederlanders zijn de vluchtelingen ongeclausuleerd welkom, maar waarom zou je niet wat extra investeren om daarmee het draagvlak te vergroten? Wat zijn de kosten om ongeregeldheden het hoofd te bieden, vervangende locaties te zoeken als Geldermalsen, Purmerend en Steenbergen afhaken? IJzerheinig doorzetten met grootschalige opvang vanuit efficiency-overwegingen triggert andere kosten. Dan gaat de wal het schip keren. Dat moeten we voorkomen. Bij vredesmissies noemen we dat het winnen van “hearts and minds”. Misschien een idee voor binnenlands gebruik?