Categorie archief: Zelfredzaamheid

De meeste kinderen deugen

“Daar is dat niet voor, of je gaat er gewóón mee spelen, of je bergt het weer op!” De luide stem van de leidster van de buitenschoolse opvang galmt over het pleintje. Gewoon klinkt als “doe normaal”. Ze kon het even niet hebben, kinderen die een nieuw spelletje hadden bedacht met het spelmateriaal van het buurthuis: pilonnen, van die felgekleurde plastic kegels om een doeltje te maken, een zachte plastic bal en slappe plastic hockeysticks. Slappe hap dus, dat moet spannender kunnen. Eén kind zwiepte een pilon met een stick de lucht in waarna de anderen die moesten zien op te vangen met hún stick. De leidster deed mij denken aan de juffen van het kinderdagverblijf van mijn zoon, vijfentwintig jaar geleden. Bij mooi weer zat het hele spul buiten, zoon braaf in de zandbak. ‘Waar is de bal?’, vroeg ik dan pesterig aan de meiden die op het randje van de zandbak met elkaar zaten te kleppen. ‘Welke bal?’ ‘Nou, dé bal, om mee te spelen.’ ‘Dat doen we hier niet, want die gaat over het hek over op het dak.’ ‘Zonde hoor, want hij houdt erg van spelen met een bal’, en ik wees op zoonlief. ‘Jammer dan’, was de reactie. Hij mocht gelukkig wel onbekommerd met zand en modder kliederen.

Dat hield allemaal op toen hij naar school ging. Het onbekommerde verdween ondanks dat juf Lies in groep 1 en 2 een echte moederlijke kleuterjuf was met een schoot die breed genoeg was voor twee hummels tegelijk, als het moest. Maar de ijzeren regelmaat van een gereguleerd leven deed onomkeerbaar zijn intree in zijn leven.

Veel later bedachten we in ons stadsdeel – waar ik inmiddels wethouder was  geworden – een aantal pedagogische leefregels voor álle activiteiten met jonge jeugd: onderwijs, welzijnswerk, naschoolse opvang, sport. Samen hadden de pedagogen er vier bedacht: ‘iedereen hoort erbij’, ‘je zorgt voor elkaar’, ‘je zorgt voor je omgeving’, én ‘je gedraagt je’. Positief geformuleerd, dus zonder nieten: geen frisdrank naast het toetsenbord, niet rennen in de gang, niet gooien met schooltassen…  Dat hadden ze afgekeken op een werkbezoek aan scholen in London. Nou ja: de eerste drie regels kwamen uit London. De laatste was hun eigen bedenksel. Daar kwam alles in mij tegen in opstand. Draaide het toch weer uit op korthouden. Een patstelling was het gevolg: de wethouder tegenover de professionals. Tot ik op een ochtend door de buurt liep en een juf bij de tramhalte bezig zag om een hele klas in het gareel te houden. Duidelijk op pad naar Artis of museum. Ze gilde de hele straat bij elkaar om de kinderen georganiseerd te laten oversteken en in een rijtje klaar te zetten om snel in te kunnen stappen. Het gegil veroorzaakte niet minder maar méér onrust. De braafste kinderen gingen anderen die wat nonchalanter reageerden op de juf vooruit duwen, ze gingen tegen elkaar schreeuwen, sommigen gingen terugduwen en het werd heel gedoe met sjorren en trekken. Tot de tram eraan kwam en kinderen uit zichzelf op de tramhalte gingen staan, wachtten tot de tram stilstond en naar binnen stapten, hun gillende juf negerend. “Akkoord”, zei ik bij een volgend overleg, “jullie je zin. Die vierde regel houden we erbij onder de voorwaarde dat alle regels óók voor de volwassenen gelden.”

We zijn twintig jaar verder in de tijd, maar aan die juf van de naschoolse opvang te zien niet in ons pedagogisch handelen. Gisteren woonde ik op natuurspeeltuin Het Woeste Westen in onze wijk – ik ben er sinds kort voorzitter – een lezing bij van dr. Shelly Newstead over vrij spelen, en hoe je als ouder je kind kunt vertrouwen en het niet steeds uit zijn spel moet halen. Ook niet als ze “niksen”. Ze kijkt als een soort antropoloog naar kinderen. Natuurlijk is vrij spelen met takken, water, hout, messen, hamers, spijkers, touw goed voor de ontwikkeling van hun zelfvertrouwen, hun hersenen, hun evenwicht, hun ogen, hun vaardigheden noem het maar. Maar ze is streng: “Dat is in termen van opbrengsten naar kinderspel kijken. Probeer er naar te kijken wat het voor hen betekent: ze zitten snel helemaal in een flow. Je ziet dat ze continu nieuwe dingen bedenken, nieuwe spelletjes, nieuwe uitdagingen. Ze zijn volledig zich zelf, in hun wereld.”

In het nagesprek gaven ouders aan het lastig te vinden om hun kinderen risico’s te zien nemen, op een hoge klimrek klimmen, of vuurtje stoken. Shelly stelde gerust: kinderen nemen geen grotere risico’s dan ze zelf aan kunnen. Tenzij ze door druk van andere kinderen daartoe worden aangezet. Grijp dan niet in, maar vraag hooguit terloops of het kind zich nog comfortabel voelt: ‘Alles goed daar?’

Wat het meest opviel aan alle filmpjes van Shelly was dat pesten volkomen afwezig lijkt. Op de talloze filmpjes die de Belgische architect Francs Alÿs – recent in het Eye te zien – van spelende kinderen over de hele wereld maakte, ook in vluchtelingenkampen, hetzelfde beeld. Dat hadden we op het Woeste Westen zelf ook al geconstateerd na veel observaties door stagiaires. Kinderen spelen soms alleen, soms samen. Of even alleen, en dan weer samen. En dan helpen ze elkaar. Pas als er schaarste is, aan ruimte, aan spelmateriaal, aan vrijheid, en als volwassenen de zaak onder druk zetten door van alles wedstrijdjes maken, lijkt het of er op een onzichtbaar knopje wordt gedrukt om de pestkoppen wakker te maken. Pestprotocollen zouden wel eens het bekende paard achter de wagen kunnen zijn. Verander de setting, niet de kinderen, dan komt het waarschijnlijk vanzelf goed.

Ik hoorde tijdens het schrijven van dit stukje Rutger Bregman op de radio over zijn boek De Meeste Mensen Deugen. Hij heeft er heel wat bladzijden en woorden voor nodig om dat te onderbouwen. En natuurlijk zijn er zuurpruimen die betogen dat Bregmans verhaal niet klopt, want dan zouden er geen oorlogen kunnen ontstaan. Kortzichtig: want mensen worden aangestuurd door tal van invloeden, niet anders dan schoolkinderen die opgroeien met gebrek aan ruimte en in een klimaat van competitie. Om mensen die geen puf hebben om Bregmans boek te lezen te helpen: alle mensen deugen, want ze zijn kind geweest. Geef ze de ruimte, observeer ze en leer ervan.

(Kijk ook naar The Lost Adventure of Childhood. Uit 2011, maar nog erg actueel. Op internet te vinden. 45 minuten, taal: Engels. Ik ga op zoek naar een ondertitelde versie.)  

https://www.woestewesten.nl/.

Dreverhaven

De buurtbibliotheek heeft een aardig concept: Boek en Film. Ze vertonen de verfilming van een – Nederlands – boek en bespreken dan boek en film na. Het concept bestaat al twee jaar, maar ik ontdekte het nu pas. Zee van tijd immers als vers gepensioneerde. Het viel aardig samen met een idee van me om een boekenclub te starten met een leeslijst van “ben ik nooit aan toegekomen”. Ik noem maar een Moby Dick, Oorlog en Vrede, de gebroeders Karamazov. Must reads, ik weet het. Het lukte mij nog wel om de hele – christelijke – kinderbibliotheek op ons dorp te uit te lezen, maar daarna hield ik het niet meer bij. Elk jaar komt er meer uit dan je in een mensenleven zou kunnen lezen. Dus omdat nu Karakter op het programma stond, paste dat goed in mijn plan. Want ook nog niet gelezen. Knorrende beesten wel, voor alle duidelijkheid, ik ben niet helemaal ongeletterd. Maar één Bordewijk was wel genoeg voor de leeslijst van de HBS.

Via Boekwinkeltjes.nl een gaaf exemplaar op de kop getikt. Eerlijk gezegd viel de taal mij niet mee. Niet alleen archaïsch, maar ook erg ongebruikelijke zinswendingen. Ik heb het iets oudere werk van Nescio er nog eens naast gelegd en vond dat die veel beter de tand des tijds had doorstaan. Toch dreef de geplande filmvertoning mij voort en allengs greep het boek mij. (Dit had een Bordewijkse zin kunnen zijn). Zowel de dubbelzinnige drijfveren van Dreverhaven, de biologische vader van de hoofdpersoon Jacob Katadreuff, als de onaanraakbaarheid van zijn moeder intrigeerden. De sfeer op het advocatenkantoor leek mij goed getroffen en deden mij denken aan mijn eerste baan op een Haags overheidskantoor. Het was het tijdperk voor de computer zijn intrede deed: we schreven onze brieven – aan gemeenten – met de hand, die gingen naar de typekamer en later ontving je een doorslag retour voor je eigen archief.

Dreverhaven, een beruchte deurwaarder en alleenstaand, had zich op een onbewaakt moment vergrepen aan zijn huishoudster, Joba Katadreuff. Ze raakte zwanger, maar wilde de verwekker niet trouwen en vertrok met de noorderzon. Boeiend was de vraag bij de nabespreking of ze verkracht was. Bordewijk is precies in zijn taal en schrijft: “Dreverhaven kwam, thuis, inwendig ziedend, en in een woede die hij verborg maakte hij zich meester van het meisje Joba Katadreuffe. Het meisje was niet van een aard om te bezwijken, zij had een sterke wil, maar zij was een meisje. Wat haar gebeurde was op de grens van overweldiging, het was het niet geheel, en zij beschouwde het ook niet zo.”

Joba hield de rug recht, wilde niets van financiële steun weten en voedde haar zoon alleen op. Dreverhaven slaagde erin om de zoon in het nauw te drijven met leningen die deze had aangegaan bij een louche kredietbank zonder te bevroedden dat zijn verwekker daar achter zat. Uiteindelijk slaagde de zoon erin om door hard werken en studeren op te klimmen tot advocaat en al zijn schulden af te lossen. Bordewijks moraal is dat je vooral sterker wordt door tegen de stroom in te roeien. Om die reden zat hij zijn zoon dwars: om het beste uit hem te persen. En tegelijkertijd om Joba onder druk te zetten om met hem te trouwen: dan zou hij de duimschroeven mogelijk wat minder hard aandraaien is de suggestie. Maar ze geeft geen krimp. Ook al lijkt zij een zwak voor hem te hebben.

Al met al krijgen we een mooi tijdsbeeld voorgeschoteld. Mannen van stand die vrouwen overweldigen en zo nageslacht verwekken, deurwaarders die paupers uitpersen tot de laatste cent, advocaten die zich boven het gepeupel verheven voelen. Een standenmaatschappij waarin dubbeltjes nooit kwartjes kunnen worden. Op die ene na zoals de jonge Katadreuffe. Wat hem zoveel inspanning kost dat hem door de blikvernauwing daarbij die ene grote liefde door de vingers glipt.

Net zoals ik bij het doorbladeren van fotoboeken van ver voor mijn tijd verlang om eens in die wereld rond te lopen, de geluiden van de stad horen, de geuren ruiken, zien hoe mensen bewegen, horen hoe ze praatten, trekt de film mij die wereld in. En lijkt die recht te doen aan de uitspraak: “het verleden is een vreemd land, men doet er alles anders.”

Natuurlijk hebben we nog achterstandswijken. Daar gaat het niet goed mee bleek afgelopen week uit het onderzoek van Aedes. Maar toch, de achterstand van nu is toch niet te vergelijken met de achterstand van toen? Deurwaarders hebben inmiddels toch wel begrepen dat een aanpak van zoals van Dreverhaven, die tot diepe schaamte van de schuldenaren executiebevelen op de deuren nagelde, niet menselijk is? Denk ik.

Een dag na de film loop ik door de buurt. In mijn ooghoek trekt een voordeur mijn aandacht. Er zit een brief op geplakt: VERKOOP BIJ EXECUTIE. Ik kijk om me heen of ik de brede gestalte van Dreverhaven met zijn zwarte flambard om de hoek zie wegschieten. Het was veertig jaar geleden dat ik dit voor het laatst zag, toen de buurt er nog echt slecht bij stond en huisjesmelkers onder dwang uitgekocht werden. Dat achter heel wat voordeuren de schulden zich nog steeds opstapelen weet ik. Maar zo publiekelijk een executieverkoop aankondigen? Mensen met schulden kleineren? Had ik het al die jaren gemist? Waarschijnlijk. Zoals ik ook blind was voor de mannen die nog steeds vrouwen overweldigen met een cynisch ‘grab them by the pussy’. De crisisopvang voor vrouwen zit overvol.

Bordewijk is nog steeds actueel.

Beeldtaal (3)

Vorige maand sloot ik af met: “Over enkele jaren stuurt Zalando ons ongevraagd de schoenen of de broek waar we net aan dachten – zoals bleek uit ons surfgedrag. En het aankoopbedrag wordt vast afgeboekt. Handig toch?”

Is het denkbaar dat dit doorgetrokken wordt naar de manier waarop we bestuurd worden? Aan de ene kant hebben we het representatieve systeem waarbij volksvertegenwoordigers een mandaat voor pakweg 3 of 4 jaar hebben. Echter, in vier jaar verandert de wereld zo sterk dat elk verkiezingsprogramma al na een jaar in de kliko kan. Vandaar de neiging om over te stappen op referenda.

Waar wel goed op moeten letten waar die roep om referenda vandaan komt: vooral van commerciële campaigners – notabene direct voortkomend uit de kringen van massamedia die volledig draaien op reclame-inkomsten – die kiezers naar zich toe trekken met krachtige beeldgestuurde strategieën. Na Jan Roos en Thierry Baudet vormt nu Geen Peil zich om tot politieke partij. Met als doel de directe democratie in te voeren: elk besluit voorleggen aan het volk.

Daardoor wordt het politieke veld verder gevierendeeld. Links en rechts worden opgeknipt in een links voor hoger en een links voor lager opgeleid, en een rechts voor hoger en een rechts voor lager opgeleid. Met alle denkbare varianten daartussen. Kortom: alles is emotie geworden, beleving. Het hele rationele, analytische denken kan in de oudpapierbak.

De verwarring kun je bijna dagelijks aflezen aan Jeroen Pauw. Hij nodigt steevast representanten uit van wat je intussen het anti-establishment-establishment kunt noemen. Zijn dagelijks stamtafel dient om door het uitwisselen van argumenten het nieuws van de dag verder in te kleuren. Maar dat uitwisselen van argumenten is passé. Dat is de manier van opereren van “de élite”. Jeroen wordt er zo nu en dan wanhopig van als een gast geen andere inbreng meer heeft op een hard onderbouwd feit dan “dat is joúw mening”.

De werkelijke crisis is dat er op twee golflengtes wordt gesproken. De traditionele school aan de ene kant waarbij argumenten worden onderbouwd met feiten, wetenschappelijk verworven kennis, of op basis van algemene waarden, gestoeld op breed gedragen uitgangspunten zoals mensenrechten. Deze school wortelt in de wereld van taal. En met taal kun je – naast emoties zoals met poëzie – vooral argumenten formuleren.

De nieuwe school daartegenover opereert op basis van wantrouwen in wetenschappelijke kennis, maar ook op basis van het verwerpen van zaken als gelijkwaardigheid van culturen. Deze school wortelt in de wereld van het beeld. En met beelden kun je niet argumenteren, maar wel heel goed emoties overbrengen.

De vraag is waar je moet beginnen om die twee werelden weer bij elkaar te brengen, met elkaar in gesprek te laten gaan. Want nu graven de verschillende politieke polen zich in en verschansen ze zich achter hun eigen gelijk. Het rationele argumenteren versus de emotie van het beeld.

Misschien moeten we het wel heel anders aanpakken. Op basis van Big Data weten we immers hoe burgers over bepaalde kwesties denken. Zoals je aankoopgedrag – zie de schoenen van Zalando – voorspelbaar is op basis van je gedrag in het verleden, zo is ook je stemgedrag voorspelbaar.

Feitelijk worden we al enigszins zo bestuurd. Ik sprak een “dataminer” die voor een groot bedrijf die veel installaties heeft draaien zoals de portalen met matrixborden boven de snelwegen, maar ook in waterkeringen, bruggen en andere vitale infrastructurele voorzieningen gaat onderzoeken of storingen te voorkomen zijn door de gebeurtenissen die aan onverwachte storingen voorafgaan te analyseren. Op basis van die analyses kun je dan niet alleen de storingen voorspellen, maar ze effectief voorkomen door tijdig programma’s bij te sturen zodat noodlottige samenlopen voorkomen worden.

Zo kun je ook storingen in de samenleving voorspellen. Niet door te kijken naar de inhoud van conflicten, wat analisten nu graag doen, maar naar de optelsom van de conflicten, niet meer dan dat. In de – élitaire – Volkskrant vertelt de onderzoeker Ingo Piepers hoe je dan de wetmatigheid kunt ontdekken van grote internationale geweldsuitbarstingen. Oorlogen die dus een soort resetknop blijken voor een overbelast systeem. Piepers heeft berekend dat rond 2020 een wereldwijze geweldsuitbarsting zal plaatsvinden. Geen fijn vooruitzicht.

Als ik Piepers goed begrijp is het lange tijd in het Westen redelijk vreedzaam gebleven omdat we door internationale samenwerking en handelsverdragen de onderlinge afhankelijkheid steeds groter maakten, maar is inmiddels door tal van conflicten de spanning binnen die steeds complexer systemen toch steeds verder opgelopen. Die spanning moet er uit. Het is niet Piepers conclusie, maar de mijne, dat enige desintegratie van die complexe systemen zoals de EU mogelijkheden biedt om die spanning af te leiden. Dan kunnen er alsnog wel geweldsuitbarstingen plaatsvinden, maar zonder de doorwerking in het hele systeem.

Het is natuurlijk speculatie van de kouwe grond, niet meer dan een gedachtenoefening, maar mogelijk kunnen die twee hiervoor geschetste werelden elkaar daarin vinden: enige desintegratie van complexe – en voor velen onbegrijpelijke systemen – kan wel eens een goede manier zijn om de enorme spanning die in het systeem zit af te laten vloeien.

Nieuw rechts corrigeert op een emotionele manier de onnavolgbare consequenties van de complexe internationale systemen, op een élite van briljante denkers na, die helaas niet in staat zijn om de doorsnee burger uit te leggen waar ze mee bezig zijn. Misschien moet de “élite” de uitdaging aannemen en niet de huidige systemen coûte que coûte verdedigen door over de hoofden van burgers heen te praten maar door afbouwscenario’s te ontwikkelen en met big data verkennen wat er dan gebeurt. Want dat alle onheilsvoorspellingen over de gevolgen van Brexit en over Trump tot nu toe niet uitkomen maakt hun zaak ook niet sterker.

Laten we het gesprek aangaan over de vraag of we op een dergelijke manier toekomstscenario’s willen ontwikkelen in plaats de strijd tussen oude politiek op basis van morele waarden en nieuwe politiek door het ondergraven ervan. Big Data stelt ons mogelijk in staat om dat soort scenario’s te ontwikkelen. Misschien nu nog niet, maar als we de ontwikkeling van de kracht van computers in ogenschouw nemen, duurt dat niet lang meer.

Dan is het ook niet nodig om een referendum te houden over het voorkeurscenario, want op basis van big data over de politieke voorkeur van de burger weten we welk scenario de hoogste ogen gooit.

Maar dat is wellicht al te cynisch. Laten we dan een dergelijk referendum toch maar organiseren om als mens nog enigszins met opgeheven hoofd over straat te kunnen gaan.

Beeldtaal (2)

Misschien komen we er in dit tijdperk van het beeld, aangejaagd door social media, achter dat taal, en denken in woorden, zwaar overschat is. Of wellicht beter: dat de kracht van beeldtaal zwaar onderschat is.

In zijn laatste boek Vrouw graaft de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård diep in de biografie van Hitler en verklaart zijn succes niet uit de rijkdom in taal, zijn beruchte speeches, integendeel, maar uit zijn vermogen om de beeldtaal van het militarisme in al zijn facetten te introduceren in het publieke domein om het Duitse volk in tijden van volstrekte armoe, wanhoop en verwarring na de eerste Wereldoorlog weer een houvast voor identiteitsvorming te geven. Vaandels, uniformen, marsen, insignes, vlaggen, parades, marcherende soldaten. Dat werkte. En hoe.

In heel korte tijd ontwikkelde zich in Duitsland een heel nieuwe ideologie, oude kaders gingen ongemerkt overboord. In een paar stappen werd met krachtige beeldtaal een waanzinnige energie opgewekt die niet alleen zorgde voor een economisch wonder, maar tegelijkertijd het fundament legde voor een volstrekt a-historische vernietigingsideologie. In ruim jaar tijd kostte dat 70 miljoen mensen het leven. Zo krachtig kunnen beelden zijn. Mits goed getimed en op een juiste voedingsbodem uitgestort.

Hoger opgeleiden gebruiken taal, woorden, om situaties te beschrijven, te analyseren, doorgronden, om via een rationeel stappenplan tot oplossingen te komen. Taal waar je geen grip op krijgt als je er niet in bent getraind. Deze week zette ik de radio aan en viel midden in een gesprek in volstrekt abstracte taal over doelen, resultaten, verbeteringen, tegenslagen vermengd met nog wat Engels managementjargon zonder dat duidelijk werd waar het over ging. Na tien minuten afgesloten met een “en dan nu terug naar de studio” zonder enige uitleg. Misschien was het over de nieuwe strategie van de nationale zwemploeg, maar voor hetzelfde geld over de marktpositie van KPN.

Het is dus niet verwonderlijk dat mensen met minder training hun eigen waarheid zoeken op facebook. In beelden, filmpjes. En zich laten leiden door de daar gepresenteerde “waarheden”. Vroeger zeiden we dat mensen de verkeerde krant lazen als ze de wereld onveilig vonden. Nu noemen we dat onze “informatiebubble”: je zoekgedrag modelleert je profiel bij Google en Facebook zodat hun zoekmachines razendsnel de informatie die bij jou past van het worldwideweb voor je selecteren en aan je voorschotelen. Ongeacht de betrouwbaarheid ervan. En juist omdat die informatie goed aansluit bij je verwachtingen neemt de geloofwaardigheid ervan enorm toe. Overigens: dit mechanisme trekt zich niets aan van opleidingsniveau. Iedereen laat zich leiden door alle informatie die met zijn of haar wereldbeeld spoort.

Deze week mocht ik een sessie bijwonen van de Belgische publicist Leo Bormans over geluk. Hij schreef het World Book of Happiness. Geen zweverigheid zoals in Happinezz, maar alles stevig onderbouwd met onderzoek wat helpt en wat niet, voor wie geluk nastreeft. Hij voert vooral campagne vóór medemenselijkheid en tegen alles wat over ons uitgestort wordt als gelukkig makend van Happy Meals tot all inclusive vakanties: het misverstand van materialisme.

Hij toonde onder meer een verpletterende hoeveelheid merken en logo’s die alle op een smiley leken. Van Danone tot Nike. Vrolijk stemmende merken omdat ze een glimlach in zich dragen. Die de weg effenen om een product te kopen. Hij liet zien hoe we onbewust worden voorbereid op aankopen, hoe onze ratio daar niets tegenin te brengen heeft. Hoe onze gemakzuchtige brein het altijd wint van ons vermogen tot diepere analyse. Lees ook Ons Feilbare Denken van Daniel Kahneman. Die legt uit dat die analytische manier van denken heel veel energie kost en dat we voor heel veel dagdagelijkse zaken kiezen voor routine, gemakzuchtig en daarmee zelf de val van de onbewuste verleiders wagenwijd openzetten.

We focussen op het beeld. We laten ons leiden door de close ups van de gezichtsuitdrukkingen van rolmodellen in reclames. Gezichten lezen kunnen we erg goed. En daarnaast zijn we graag onderdeel van een groep gelijkgezinden. Zelfs als we ons niet willen conformeren aan mainstream. Ook nonconformisten zoeken het liefst andere nonconformisten op. En passen ons uiterlijk, onze manier van leven aan aan het beeld van gelijkgezinden.

Taal lijkt daarbij meer en meer decor, achtergrondruis. We luisteren heel erg slecht. Beelden kun je niet negeren. Wij maken keuzes op basis van beeld en pikken daarna uit de begeleidende tekst wat ons in ons kraam te pas komt. De rest negeren we. Daarom komt Trump weg met racistische en seksistische uitlatingen. Zijn kiezers kiezen hem vanwege zijn stevige uitstraling, zijn agressieve toon. Boze mensen kiezen een boze man.

Zoals we allemaal ons leven afstemmen op de rolmodellen die we via reclame en magazines krijgen aangereikt, we maken allemaal dezelfde maaltijden uit de Allerhande of uit de kant-en-klare doos van WeFresh. We richten onze huizen en levens in volgens de lifestyle-bladen en machtigen bedrijven om het geld voor aankopen van onze bankrekening te halen.

Over enkele jaren stuurt Zalando ons ongevraagd de schoenen of de broek waar we net aan dachten – zoals bleek uit ons surfgedrag – en Bol.com een koolmonoxide detector nadat we onze zolderkamer op Airb&B te huur hebben gezet. En het aankoopbedrag wordt vast afgeboekt. Handig toch?

Volgende maand verder.

Beeldtaal (1)

Ooit ben ik gaan nadenken over denken. Dat begint met denken over jezelf. Ergens in een mensenleven komt het moment van verwondering dat we kúnnen nadenken over ons zelf. Bij de een wat eerder dan bij de ander, en uiteraard bij sommigen nooit, maar beseffen dat je bestaat en dat het bestaan eindig is, althans het aardse bestaan, dat kwartje valt vroeg of laat. Sommigen laat het koud, anderen gaan tobben en enkelen gaan een to-do lijst maken. Tegenwoordig om ondoorgrondelijke redenen bucketlist genoemd.

Maar denken over je eigen denken is een verdiepingsslag daarop. Want het eigen denkproces proberen te doorgronden is een vreemde bezigheid. Het lijkt op proberen je achterhoofd te bekijken in de spiegel. Als je probeert je gedachtenstroom te bekijken, is de eerste vraag: denk ik in taal of in beeld? Dit stukje is in taal, maar dénken we ook in taal? Die vraag drong zich op na het lezen van het laatste boek van Frans de Waal. Dat gaat over denken bij dieren, of beter over “cognitie”. Kennen, weten. Hij schetst hoe dieren op hun manier waanzinnig intelligent kunnen zijn. Hoe kraaien ijzerdraadjes buigen om iets uit een holte te kunnen peuteren. Hoe olifanten in het droge Afrika weten waar drinkplekken zijn. Ook jaren later. Over denken bij mensen zijn we al een paar duizend jaar aan het denken.

Maar hoe werkt dat in olifantenhersenen? Ik vind dat fascinerende vragen. En die parkeer ik dus in mijn achterhoofd en af en toe plopt die vraag dan weer op. Mijn hersenen gaan bijna automatisch met die vraag aan de slag. Een soort achtergrondruis. (Is dat dan ook denken?) Zo viel mij op dat ik na soms ettelijke fietsloze weken mijn tweewieler in de stalling onder het stationsplein van Haarlem gemakkelijk kan terugvinden: maar pas als ik er ben. Ik kan niet, bijvoorbeeld thuis, aan anderen uitleggen waar hij staat.  Pas op het moment dat ik de stalling in loop, leiden mijn voeten mij als het ware zelf naar de fiets. Mijn lichaam, dus mijn hersenen, weten waar hij staat. De beelden van de ruimte triggeren de herinnering blijkbaar. Die beelden komen boven drijven en al lopend schuiven die live beelden over de beelden in mijn geheugen tot een match. “Dat is geen denken, dat is geheugen”, riposteerde een kennis. De vraag is of dat niet te gemakkelijk is.

Afgelopen zomer draaide ik in Frankrijk een straat in waar ik meende nog nooit te zijn geweest, tot beelden kwamen boven drijven die naarmate ik verder reed scherper werden tot ik alsof ik er gisteren nog was geweest de parkeerplaats achter de supermarkt opdraaide.

Zo moet het ook in de olifantenhersenen gaan. Onze willekeurige gedachtenstroom bestaat volgens mij uit beelden. Natuurlijk kunnen we nadenken in taal. Zodra we spreken, gebruiken we taal. De vraag is wanneer we tijdens ons denken overschakelen van beelden naar woorden. Onze taal is symbolisch. Bijna geen enkel woord in dit stukje is direct te linken aan de fysieke wereld om ons heen. Taal lijkt extreem abstract. Maar natuurlijk gaat taal wel over de wereld. Zelfs als hij er niet over gaat, zoals taal over god of goden. En is die abstracte taal een flinterdunne huid waaronder de wereld van beelden schuil gaat. Is onze taal als het ware geladen met beelden.

Bij het werk van ambachtslieden zie je hoe sterk die manier van “denken” is: zij hebben allerlei slimme trucs om maten over nemen. Een timmerman meet en rekent amper. Hij neemt letterlijk op een balkje een maat over, tekent dat weer af op een andere balk, gebruikt een blokje en een potlood om een hoek over te nemen. Daar komt geen rekenwerk aan te pas. Kleermakers trekken patronen over, spelden de zaak in elkaar en nemen hier en daar een naadje in tot het matcht met het beeld van hun klant. We puzzelen de beelden in elkaar. In ons denken over de wereld puzzelen we op dezelfde manier beelden in elkaar. Ons aangereikt in beelden, of in taal geladen door beelden.

Waarom mij dit zo bezighoudt? Ik denk dat er in dat denken in beelden een sleutel ligt hoe de opvattingen tot stand komen. Veel minder rationeel dan we veronderstellen. Als beelden het fundament zijn van ons denken, dan komt daar geen logisch redeneren aan te pas. Dan zoeken we naar overeenkomsten tussen verschijnselen op basis van hun voorkomen. Als Donald Trump sterk suggestieve beelden oproept, dan gaan toehoorders op zoek naar de overlap van die opgeroepen beelden met beelden in hun eigen leefomgeving. Als dat negatieve geladen suggesties zijn, zoals over criminaliteit van zwarten of Mexicanen, over grensmuren of lege fabrieken, dan kan een groepsoordeel in de publieke opinie snel gevormd zijn. Daar valt niet tegenop te redeneren met cijfers over statistieken of betogen over handelsverdragen. Cijfers en verdragsteksten roepen geen beelden op, zij matchen niet met beelden uit de leefwereld. Populisten roepen met taal sterke beelden op. Daar moet je dus andere sterke beelden tegenover zetten. Wetenschap, onderzoeken, kennis over de betrouwbaarheid van ons weten, kortom, de hele erfenis van de Verlichting, is paarlen voor de zwijnen.

Volgende maand verder. (In verband met drukke werkzaamheden ben ik van wekelijkse op maandelijkse blogs overgestapt.)