Categorie archief: Achterstand

De zegeningen van artikel 23, deel 3 (slot)

Voorgaande weken ging ik dieper in op de splijtzwam die artikel 23 van de Grondwet is. Niet zozeer omdat orthodoxen van islamitische dan wel christelijke huize daardoor alle ruimte hebben voor hun type burgerschapsvorming. Dat zij daarmee hun kinderen meteen een fikse dosis anti-rechtstatelijk dan wel homofoob denken toegediend krijgen, klopt. Die ruimte hebben ze. Maar die zuilen zijn op het totaal tamelijk marginaal (waarmee ik de problemen voor de kinderen daarmee niet wil bagatelliseren). Artikel 23 biedt namelijk ook ruimte om nieuwe scholen te stichten op onderwijskundige grondslagen. Die noemen we ‘algemeen bijzonder’.

Voorbeelden van dat laatste zijn de Vrije Scholen en de Montessorischolen. Die kennen we al heel lang. De laatste jaren zijn veel meer nieuwe scholen gesticht op basis van onderwijskundige opvattingen. Ik noemde vorige week al de Steven Jobsscholen en Iederwijs. Scholen die op het lijf geschreven zijn van de seculiere hogere witte middenklasse. So far so good. Maar er is meer aan de hand. Want tegelijkertijd zie je vanuit die kringen een enorme weerstand tegen de CITO eindtoets: richtinggevend voor het schooladvies voor vervolgonderwijs. Het is al gelukt om de volgorde van de CITO-toets en advies van de leerkracht om te draaien. Dat is een heel belangrijke verandering. CITO komt nu ná het advies van de leerkracht. Dat biedt ruimte voor het betere ellenbogenwerk van ouders die de prestaties van hun kind omhoog praten. Dan is een lagere CITO vervelend, maar het advies blijft overeind. Geen probleem. Aan de andere kan tvan het spectru, gebeurt het omgekeerd. Wat als de CITO hoger uitvalt? Dan mogen ouders vragen het advies bij te stellen. Toch zijn er amper ouders die dat doen. Dat vergt namelijk nogal wat assertiviteit. Want je moet beschikken over voldoende lef om de leerkrachten, dat zijn immers de professionals, te weerspreken. Nogal een opgave voor laagopgeleide ouders.

Deze tendens is geen toeval, of gevolg van beleid op basis van onderzoek, integendeel, het komt voort uit een lobby van hoger opgeleide ouders die de objectieve toets willen omzeilen om hun kinderen toch naar een zo hoog mogelijk type school te krijgen. Het is een symptoom van de toenemende sociale tweedeling. Het welbegrepen eigen belang van de bovenliggende klasse bij eigen unieke onderwijsconcepten, of die nu wel of niet bewust andere leefstijlen afstoten, versterkt zo – via het onderwijs – de segregatie in de samenleving. Want praktisch alle ‘algemeen bijzondere scholen’ zijn hagelwit. Ook dat is geen toeval maar gevolg van elkaar uitsluitende leefstijlen. En dat trekt door in het onderscheid tussen hoger- en lager opgeleid. Want bij kinderen van hoogopgeleide ouders zien we veel overadvisering (advies ligt hoger dan CITO aangeeft). Ons basisonderwijs schift dus als zure melk waardoor kinderen van hoog- en laagopgeleide ouders nooit meer samen onderwijs volgen. Niet voor de basisschool, niet op de basisschool en niet na de basisschool. Kinderen die van huis uit minder meekrijgen, kunnen niet meer meeliften op het sociaal kapitaal van andere kinderen. En leerkrachten staan voor de opgave om een volle klas kinderen die van thuis geen of amper ondersteuning mee krijgen onderwijs te geven. ga er maar aan staan.

Al met al nemen de maatschappelijke kansen van kinderen van laagopgeleide ouders in onze zogenaamde meritocratie – waar je kennis en kunde bepalend zouden moeten zijn voor je maatschappelijke kansen – af. Die méritocratie is feitelijk failliet. Inkomen en opleiding van ouders bepalen die kansen, of het ontbreken daarvan. Kinderen van laagopgeleide ouders stromen naar vmbo en kinderen van hoogopgeleide ouders naar vwo. Kinderen van mbo’ers gaan naar mbo. Etcetera.

En we winden er doekje voor het bloeden om door niet langer te spreken over lager– en hoger opgeleid maar van praktisch en theoretisch opgeleid. Want “je hoeft je helemaal niet te schamen voor een beroepsopleiding”. Nee, dat hoeft ook niet, sterker nog: we hebben goed opgeleide ambachtslieden hard nodig, maar feit is wel dat theoretisch opgeleiden toch substantieel meer verdienen later. Het onderwijs is al lang niet meer de emanciperende springplank, juist voor wie van huis uit minder meekrijgt. De actuele documentaire Klassen toont dat scherp aan.

Leefstijl, en opleiding, is dus meer dan ooit bepalend voor de schoolkeuze. Ouders kiezen met de voeten, voor een school waar ze zich thuis voelen. Voor elke smaak wat wils. De optelsom van deze ontwikkelingen, door enkele publicisten nog geprezen als het fundament onder onze pluralistische samenleving, is dat kinderen van verschillende leefstijlen elkaar nooit ontmoeten, zoals dat bij mijn kinderen twintig jaar geleden op de gemengde buurtschool nog wel het geval was. Terwijl al die leerlingen in de nabije toekomst de burgers zijn van onze steden die de samenleving moeten dragen.

Artikel 23 is dan ook bij uitstek een katalysator voor het ontstaan van bubbles: voor de toekomst van onze steden een veel grotere splijtzwam dan de vrijheid van burgerschapsvorming binnen de refo- en islamitische zuil. Politici die met veel ketelmuziek focussen op dat – relatief kleine – effect, zien het veel grotere effect over het hoofd. Sterker: ik denk dat ze liever de andere kant opkijken dan dat segregerende effect te onderkennen. Immers: het zijn hun eigen achterbannen die deze onverwachte voordelen van artikel 23 hebben ontdekt en in toenemende mate omarmen.

De orthodoxen kunnen de toekomst dan ook met een gerust hart tegemoet zien. Van links tot rechts is niemand gebaat bij afschaffing van artikel 23 naarmate onderwijsconcepten steeds gemakkelijker als grondslag voor het stichten van scholen ingezet kunnen worden. Met dank aan Abraham Kuyper, niet voor niets wel de eerste populistische politicus genoemd die toen al heel knap al polderend de rijksfinanciering voor christelijke scholen binnen harkte in ruil voor het vrouwenkiesrecht.

De zegeningen van artikel 23 deel 2

Vorige week eindigde ik met de vraag of artikel 23 niet juist het fundament is onder pluralistische samenleving in plaats van een steen des aanstoots. Deze week zoom ik in op de praktijk om volgende week een conclusie te trekken.

Het onderwijs is een markt geworden. De islamitische zuil groeit als kool, niet anders dan vanuit de zorg voor de ziel van de eigen jeugd zoals honderd jaar geleden de christelijke partijen dat beleefden. Dat blijft niet zonder gevolgen voor de rest van het veld. De koek voor de andere schoolbesturen wordt kleiner: er vindt onuitgesproken een stevige concurrentieslag plaats.

Ook tussen de traditionele schoolbesturen onderling, want waar schaarste is, heerst strijd. De pepernoten worden in de grote steden ondanks de secularisering nog steeds grotendeels verdeeld tussen de klassieke zuilen openbaar, christelijk en katholiek. Niet omdat de ouders op het moment van schoolkeuze een plotselinge ingeving krijgen vanuit hun eigen geloofsovertuiging, maar omdat die christelijke en katholieke scholen in de dagelijkse praktijk mee bewogen met de samenleving en als het ware van kleur zijn verschoten. Ze zijn in de praktijk min of meer ‘algemeen’ geworden. De christelijke of katholieke herkomst is een flinterdun fineerlaagje.

Dus traditionele zuilen krijgen bij het verdelen van de nieuwbouwplannen scholen toegeschoven op basis van ‘belangstellingspercentages’: hoeveel leerlingen ze naar verhouding van het totaal nu hebben en wat mogen ze dan verwachten in de toekomst. De geloofsovertuiging van de ouders speelt geen enkele rol. Dus zijn de oorspronkelijk christelijke en katholieke schoolbesturen nog steeds zeer omvangrijk in een grotendeels ongelovige vijver. Niets mis mee. Ze geven onderwijs, dat is de hoofdzaak.  

Een deel van met name de hoogopgeleide, mondige ouders ervaren die kleurloosheid – net als die van het openbaar onderwijs – als te weinig onderscheidend, ze willen hun kinderen opvoeden conform hun eigen leefstijl. Montessori en Vrije School doen het dan ook goed. Maar er zijn nogal wat ouders die iets uniekers willen, iets dat meer onderscheidend is. Zo ontstaan er nieuwe initiatieven om scholen te stichten conform die leefstijl, geschraagd door een bijpassende pedagogiek. Daardoor ligt het veld open voor een strijd om de gunst van de ouders.

De concurrentiestrijd wordt in de seculiere hoek vooral gestreden met “volledig vernieuwd” of “nieuwe formule”. Naast de klassieke onderwijsconcepten zoals de Vrije Scholen en Montessori, ontstaan i-pad scholen (“Steve Jobsscholen”) of scholen waar de leerlingen zelf hun programma bedenken en de leerkrachten de rol van begeleider hebben. Een voorbeeld is Iederwijs. Aantrekkelijk voor wit-hoogopgeleid, dus precies het spiegelbeeld van de groei van de islamitische zuil.

Het is boeiend om te zien dat de leefstijl leidend is voor de vorm en inhoud van het onderwijs aan beide kanten van het spectrum. Over kwaliteit kunnen we kort zijn: de overtuiging is dat die kwaliteit onlosmakelijk voortkomt uit de op identiteit gebaseerde vorm en inhoud. Intrinsiek is dan ook de weerstand vanuit de nieuwe stromingen tegen de objectieve meting van kwaliteit door de jaarlijkse CITO-toets groot. Juist dit instrument, dat de subjectieve vooringenomenheid van het schooladvies compenseert dat vooral kinderen van laagopgeleide ouders treft, krijgt door die aanhoudende kritiek steeds minder waarde. Waar tot 2016 éérst de CITO-toets plaatsvond als richtinggevend voor het schooladvies, is dat onder druk van liberale krachten (lees: hogeropgeleiden) omgekeerd. Eerst het schooladvies, daarna de CITO. Mosterd na de maaltijd.

Alleen hoger opgeleide en mondige ouders ondernemen stappen om op basis van een hogere CITO het schooladvies te laten bijstellen. Laagopgeleide ouders realiseren zich doorgaans die optie niet. Ten eerste is onderadvisering van kinderen van laagopgeleide ouders al decennia aangetoond door degelijk wetenschappelijk onderzoek. Ten tweede verweren die ouders zich niet tegen dat te lage advies. Wat je kon verwachten gebeurt dan ook: waar eerst 33% van de kinderen van laagopgeleide ouders een VMBO-advies kreeg, is dat nu 44% (Parool 30-11-2020). Goh, hoe kan dat nou?

Volgende week het slot.

De zegeningen van artikel 23

Enige weken geleden was er ophef over artikel 23 van de Grondwet, dat van die vrijheid van onderwijs. De commotie werd veroorzaakt door één aspect, namelijk de januskop van dit artikel als het gaat om burgerschapsvorming. Het borgt de vrijheid om scholen te stichten op basis van identiteit, op kosten van de belastingbetaler. En het vrijwaart deze scholen van overheidsbemoeienis waar het gaat over burgerschaps-vorming. Over dat laatste is alle heisa. Die is inmiddels wel weer gaan liggen, want de kinderopvangtoeslagen en de fratsen van Thierry Baudet hebben alle ophefenergie weer al naar zich toegetrokken. Ik voorspel: de effecten daarvan voelen we over twintig jaar niet meer. Die van artikel 23 nog wel. Daarom even een terugblik (hieronder) en een vooruitblik (volgende week).

Aanleiding voor de ophef was nasleep van de moord op de leerkracht Paty in Frankrijk door een moslimterrorist. In  ons land bleek een leerkracht te hebben moeten onderduiken vanwege een spotprent op het prikbord in zijn lokaal. Die er overigens al vijf jaar hing, maar was nu ontdekt door leerlingen die zich plots gekrenkt voelden en via social media de zaak flink opzweepten. Tegelijkertijd ontstond er een discussie over de vraag of je dat soort cartoons in je lessen zou moeten willen laten zien. Gefundenes Fressen voor moslimbashers: er werd voorgesteld om cartoonlessen voor te schrijven, een soort lessen in leren incasseren. Dat lokte uiteraard onmiddellijk een tegenreactie uit. De islamitische schoolbesturen beriepen zich op hun autonomie als het gaat om de invulling van de lessen en om dergelijke cartoons te weren.

Oei, nog meer opwinding! Want het mocht toch niet zo zijn dat schoolbesturen leerkrachten kunnen verbieden om een cartoon te laten zien die de spot drijft met de islam of de profeet? Wat toen gebeurde was bijna vermakelijk. Arie Slob wilde als een schoolmeester toen de essentie van artikel 23 uitleggen. Tot zijn verrassing ontplofte dat toen bleek hoezeer men ‘in eigen huis’ ook geen schone handen heeft. Er vond bij orthodox christelijke scholen aan de poort selectie plaats op basis van identiteit. Ouders van zogenaamde refoscholen, de eigen achterban van Slob, moeten vooraf zwart op wit homoseksualiteit afwijzen.

Slob kwam klem te zitten: aan de ene kant de moslims de les lezen maar goedpraten dat de refo’s die verklaringen vroegen. Wilde men het islamitisch onderwijs aanpakken, dat zich voor het stichten van scholen op datzelfde grondwetartikel baseert als de refo’s, dan moesten die laatsten ook inbinden. Het gespartel van de christelijk orthodoxen en hun bondgenoten was bijna pijnlijk om te zien.

Oplossing: dergelijke verklaringen mogen niet meer gevraagd worden en deze scholen mochten geen drempels voor inschrijvingen van andersdenkenden opwerpen. Ook weer opgelost. Klopje op de schouder voor het liberaal en progressief smaldeel in de Tweede Kamer. Alsof ouders die niet van zwarte kousenhuize zijn überhaupt hun kinderen naar zo’n school zouden willen sturen. Hoe dan ook: deze ketelmuziek zal met de regelmaat van de klok blijven klinken. Want ondanks het betuttelende pleidooi voor verdere terughoudendheid omdat blijvende veranderingen ‘van binnenuit moeten komen’ zal er een harde orthodoxe kern stand houden. Met succes, want artikel 23 heeft juist alle toekomst.  

Dat zit zo: een school sticht je voor generaties, niet voor tien jaar of zo. Dat is het hele idee. Het is niet toevallig dat de seculieren, die nu de orthodoxen op de knieën willen dwingen, op basis van dat gewraakte artikel zélf nieuwe onderwijsconcepten ontwikkelen en scholen te stichten. Want menigeen denkt dat die vrijheid van onderwijs verwijst naar het christelijk onderwijs, het was immers Abraham Kuyper die de gelijkberechtiging in 1917 aan de liberalen ontfutselde tegen instemming met het passief kiesrecht voor vrouwen. Maar ook de Montessorianen en de Steinerianen – van de Vrije School – beroepen zich ook al sinds jaar en dag met succes op artikel 23.

De laatste jaren ontstaat dan ook een zekere wildgroei aan nieuwe pedagogische concepten op basis waarvan men nieuwe scholen sticht. De pluralistische samenleving in volle glorie, vooral in de grote steden waar in elke leefstijl wel voldoende klanten voor een unieke, vernieuwende pedagogiek te porren zijn. Mooi toch?

Volgende week verder

Infectie van de samenleving

We kennen de metafoor hoe de vleugelslag van een vlinder in de Amazone een storm bij ons kan ontketenen. Het kostte soms wat veel woorden om de metafoor uit te leggen, maar dat hoeft niet meer. In de werkelijkheid leidt een vleermuis in China tot het lamleggen van de hele wereld.

In deze corona crisis komt heel veel samen en is zichtbaar hoe mondiale systemen zoals handels- en productieketens en microsystemen zoals huishoudens op elkaar ingrijpen. En hoe ons leven zich afspeelt op flinterdun ijs. De welvaart die na de 2e Wereldoorlog is opgebouwd bestaat uit een wisselwerking van productie en consumptie. Welvaart wordt uitgedrukt in omzetten, bruto nationaal product. Maar als wij niet massaal consumeren, valt de productie stil. Daarmee vallen inkomens weg en glijden we onhoudbaar de leuning af van de wenteltrap naar de kelder.

Wij zijn een spullensamenleving geworden. Consumptie werd aangejaagd door het evangelie van de individuele leefstijl, waarbij je je met spullen omringt om je te onderscheiden. En waarin je je onafhankelijkheid borgt door zelf een uitgebreid machinepark in huis te hebben. Ieder huishouden een wasmachine, een koelkast, een boormachine, een mixer, een blender, een auto, een caravan. Kasten, kelders, zolders en garages vol spullen.

De productie daarvan vraagt zoveel grondstoffen dat de aarde wordt uitgeput, ecosystemen worden vernietigd, driekwart van de insecten zijn verdwenen, en afvalgassen maken een broeikas van de atmosfeer. Productie die meer en meer van de natuur wegvreet waardoor biotopen worden aangetast van dieren die we niet of amper kennen en die nu in onze leefgebieden verzeild raken.

Zij hebben hun eigen stofwisselingsprocessen, bacteriën en virussen die na een evolutie van miljoenen jaren in evenwicht zijn, maar die zitten anders in elkaar dan ons menselijk metabolisme. HIV, ebola en corona zijn ziekten door virussen die hun dierlijke gastheren geen kwaad berokkenden maar waar wij met lege handen tegenover staan. Zoals de oorspronkelijke bewoners van de Amerika’s massaal stierven door onze mazelen.  

De afgelopen dagen ben ik met collega’s van andere inloophuizen in onze stad vooral druk geweest hoe we onze inloop voor de daklozen open kunnen houden. Hoe we de risico’s voor hen, maar ook voor ons zelf kunnen beperken. Een complex probleem, want een dakloze kan er niet voor kiezen om de komende weken de deur niet uit te gaan, want hij heeft geen deur. En onze vrijwilligers haken af, een deel behoort zelf tot de risicogroepen, door leeftijd of chronische ziekte. Een belangrijk maar tamelijk onzichtbaar subsysteem – met weinig maatschappelijke status – valt daarmee uit elkaar.

De zorg voor de meest kwetsbaren stort als een kaartenhuis in elkaar. Terwijl de strategie om mensen letterlijk op afstand van elkaar te houden juist méér inzet vraagt. Grote groepen vormen immers een groter risico. Dus kleinschalige opvang vraagt om méér locaties en méér begeleiding. Locaties die er niet zijn. Sterker: door  de voorgenomen sluiting van de grootschalige winteropvang neemt de druk op bestaande kleinschalige locaties toe. Een paradox waar we alleen uitkomen door met timeslots te gaan werken. Mensen kunnen een half uur terecht voor koffie, een boterham en wc-bezoek. Daarna weer de straat op waar de kou de weerstand op de proef stelt.

Het zijn deze inwoners van de stad die helemaal onderaan de menselijke piramide hangen. Ze hebben de strijd verloren, tegen verslaving, tegen de stress, tegen hun psychiatrische problemen, tegen hun klapstoelbaantjes, tegen de systemen die zij niet meer begrepen. Ze leven van dag tot dag en scharrelen hun kostje bij elkaar van ontbijtproject hier tot een warme hap daar.

En als er iemand mogelijk corona heeft: hoe moet je dan een dakloze in quarantaine houden? Die voorzieningen zijn er nu helemaal niet. Maar alles wat je bedenkt belast de zorgsystemen. Als we zorg moeten gaan prioriteren weten we onuitgesproken dat deze groepen geen voorrang gaan krijgen.

In een vorige blog schreef ik over de vloedlijn van de stad. Deze mensen springen het meest in het oog van wat de golfslag van de wereld op onze denkbeeldige stadsstranden achterlaat. In onze kleine inloop met bijna 100 bezoekers per ochtend horen we alle talen van de wereld. Gestrand in de grote stad met zijn verlokkende uitstraling van de spullensamenleving.

Het Chinese woord voor crisis betekent tegelijkertijd kans. Als we zelf niet willen stranden als wrakhout in de vloedlijn van de wereldeconomie met zijn ecologische verwoestingen, is het tijd voor een ingrijpende herbezinning. Heel misschien blijkt over tien of twintig jaar dat deze crisis onze samenleving nu zo infecteert dat een omwenteling op gang komt om ons te genezen van onze vraatzuchtige spulleneconomie. Always look at the bright side of life, nietwaar?

Dreverhaven

De buurtbibliotheek heeft een aardig concept: Boek en Film. Ze vertonen de verfilming van een – Nederlands – boek en bespreken dan boek en film na. Het concept bestaat al twee jaar, maar ik ontdekte het nu pas. Zee van tijd immers als vers gepensioneerde. Het viel aardig samen met een idee van me om een boekenclub te starten met een leeslijst van “ben ik nooit aan toegekomen”. Ik noem maar een Moby Dick, Oorlog en Vrede, de gebroeders Karamazov. Must reads, ik weet het. Het lukte mij nog wel om de hele – christelijke – kinderbibliotheek op ons dorp te uit te lezen, maar daarna hield ik het niet meer bij. Elk jaar komt er meer uit dan je in een mensenleven zou kunnen lezen. Dus omdat nu Karakter op het programma stond, paste dat goed in mijn plan. Want ook nog niet gelezen. Knorrende beesten wel, voor alle duidelijkheid, ik ben niet helemaal ongeletterd. Maar één Bordewijk was wel genoeg voor de leeslijst van de HBS.

Via Boekwinkeltjes.nl een gaaf exemplaar op de kop getikt. Eerlijk gezegd viel de taal mij niet mee. Niet alleen archaïsch, maar ook erg ongebruikelijke zinswendingen. Ik heb het iets oudere werk van Nescio er nog eens naast gelegd en vond dat die veel beter de tand des tijds had doorstaan. Toch dreef de geplande filmvertoning mij voort en allengs greep het boek mij. (Dit had een Bordewijkse zin kunnen zijn). Zowel de dubbelzinnige drijfveren van Dreverhaven, de biologische vader van de hoofdpersoon Jacob Katadreuff, als de onaanraakbaarheid van zijn moeder intrigeerden. De sfeer op het advocatenkantoor leek mij goed getroffen en deden mij denken aan mijn eerste baan op een Haags overheidskantoor. Het was het tijdperk voor de computer zijn intrede deed: we schreven onze brieven – aan gemeenten – met de hand, die gingen naar de typekamer en later ontving je een doorslag retour voor je eigen archief.

Dreverhaven, een beruchte deurwaarder en alleenstaand, had zich op een onbewaakt moment vergrepen aan zijn huishoudster, Joba Katadreuff. Ze raakte zwanger, maar wilde de verwekker niet trouwen en vertrok met de noorderzon. Boeiend was de vraag bij de nabespreking of ze verkracht was. Bordewijk is precies in zijn taal en schrijft: “Dreverhaven kwam, thuis, inwendig ziedend, en in een woede die hij verborg maakte hij zich meester van het meisje Joba Katadreuffe. Het meisje was niet van een aard om te bezwijken, zij had een sterke wil, maar zij was een meisje. Wat haar gebeurde was op de grens van overweldiging, het was het niet geheel, en zij beschouwde het ook niet zo.”

Joba hield de rug recht, wilde niets van financiële steun weten en voedde haar zoon alleen op. Dreverhaven slaagde erin om de zoon in het nauw te drijven met leningen die deze had aangegaan bij een louche kredietbank zonder te bevroedden dat zijn verwekker daar achter zat. Uiteindelijk slaagde de zoon erin om door hard werken en studeren op te klimmen tot advocaat en al zijn schulden af te lossen. Bordewijks moraal is dat je vooral sterker wordt door tegen de stroom in te roeien. Om die reden zat hij zijn zoon dwars: om het beste uit hem te persen. En tegelijkertijd om Joba onder druk te zetten om met hem te trouwen: dan zou hij de duimschroeven mogelijk wat minder hard aandraaien is de suggestie. Maar ze geeft geen krimp. Ook al lijkt zij een zwak voor hem te hebben.

Al met al krijgen we een mooi tijdsbeeld voorgeschoteld. Mannen van stand die vrouwen overweldigen en zo nageslacht verwekken, deurwaarders die paupers uitpersen tot de laatste cent, advocaten die zich boven het gepeupel verheven voelen. Een standenmaatschappij waarin dubbeltjes nooit kwartjes kunnen worden. Op die ene na zoals de jonge Katadreuffe. Wat hem zoveel inspanning kost dat hem door de blikvernauwing daarbij die ene grote liefde door de vingers glipt.

Net zoals ik bij het doorbladeren van fotoboeken van ver voor mijn tijd verlang om eens in die wereld rond te lopen, de geluiden van de stad horen, de geuren ruiken, zien hoe mensen bewegen, horen hoe ze praatten, trekt de film mij die wereld in. En lijkt die recht te doen aan de uitspraak: “het verleden is een vreemd land, men doet er alles anders.”

Natuurlijk hebben we nog achterstandswijken. Daar gaat het niet goed mee bleek afgelopen week uit het onderzoek van Aedes. Maar toch, de achterstand van nu is toch niet te vergelijken met de achterstand van toen? Deurwaarders hebben inmiddels toch wel begrepen dat een aanpak van zoals van Dreverhaven, die tot diepe schaamte van de schuldenaren executiebevelen op de deuren nagelde, niet menselijk is? Denk ik.

Een dag na de film loop ik door de buurt. In mijn ooghoek trekt een voordeur mijn aandacht. Er zit een brief op geplakt: VERKOOP BIJ EXECUTIE. Ik kijk om me heen of ik de brede gestalte van Dreverhaven met zijn zwarte flambard om de hoek zie wegschieten. Het was veertig jaar geleden dat ik dit voor het laatst zag, toen de buurt er nog echt slecht bij stond en huisjesmelkers onder dwang uitgekocht werden. Dat achter heel wat voordeuren de schulden zich nog steeds opstapelen weet ik. Maar zo publiekelijk een executieverkoop aankondigen? Mensen met schulden kleineren? Had ik het al die jaren gemist? Waarschijnlijk. Zoals ik ook blind was voor de mannen die nog steeds vrouwen overweldigen met een cynisch ‘grab them by the pussy’. De crisisopvang voor vrouwen zit overvol.

Bordewijk is nog steeds actueel.