Categorie archief: Gedicht

Stilletjes

Onlangs overleed mijn moeder, ze was 96. Voor de uitvaart zocht ik een passend gedicht, maar kon niets vinden. Dus schreef ik er zelf een.

Je ging zoals je was,

stilletjes, bang om op te vallen.

Je was, zoals je leefde

voorzichtig, niet met volle teugen.

Je leefde zoals men je vroeg,

dienend, het huis op orde.

Je vroeg, zoals je was geleerd,

niet om vriendschap maar om hulp.

Je leerde zoals je was verteld

wat nodig was voor een bescheiden leven.

Je hield van je kinderen,

zonder het te laten merken.

Niemand had je ooit geleerd het leven te leven,

maar je ging er toch heel lang mee door.

Misschien in de verwachting dat het echte leven

je ooit nog aan zou raken.

Maar dat bleek vergeefs.

Dus ging je zoals je was:

stilletjes.

tijd

mensen leven te lang

zegt ze met gesloten ogen

het hoofd achterover leunend

tegen de rug van de stoel

 

er dringt geen geluid

van buiten door

de pendule van de hangklok

zwaait de tijd met

trage streken weg

zonder dat er een teken

op de muur achterblijft

 

elke minuut is

als de voorgaande

en de volgende

 

ik hou mijn adem in

 

thuiszorg

diep in zijn gedachten was hij god,

dat wist hij redelijk zeker, maar

wat heb je daaraan als je aan je stoel gekluisterd

bent met de eindeloze tijd voor je

 

hopmarjanneke stroopintkannneke

laat de poppekens dansen

 

sinds zijn laatste hartinfarct stond

zijn rollator werkloos onder de kapstok

op de gang naast de voordeur

 

diep verborgen in de rechterleuning

van zijn fauteuil een compleet universum

dat hij zelf ooit had bedacht

 

hé, god hier, over,

horen jullie mij, over

 

maar nu, hij geeft een harde klap

op de leuning en roept luidkeels verdomme,

hij kan net zo goed op zijn kop gaan staan

 

jesus christ super star

who do you know etcetera

 

zijn schepsels zijn vol van hun eigen sores

onwetend van hun nietigheid

zonder enig benul van hem

 

as van zijn sigaar dwarrelt

op het vlekkerige vloerkleed

stijf van het vuil

 

want tja, hoe kom je als

alleenstaand god aan goede

huishoudelijke hulp

 

———————————–

zo stel ik mij god voor

op dagen dat iedere vorm

van troost welkom is

Ver

we klommen stap voor stap

de vallei uit

de witgele strepen volgend

soms halfverscholen onder

de klimop en braamstruiken

het geluid van een maaimachine en

het hakken van hout

blijft achter

ook het gepiep van mussen en het

lispelen van puttertjes

wordt minder

 

tussen twee rotspieken door

betreden we een komvormig dal

met enkel paarden en koeien

verspreid staan hun winterschuren

het geluid waarmee zij met hun sterke lippen

het gras afscheuren

begeleidt het knerpen van grint

onder onze voeten

 

hoog boven ons het gebrom

van een intercontinentale vlucht

het twispelende tjilpen van het puttertje

herken ik inmiddels feilloos

als het piepen van een driewieler

die nodig gesmeerd moet worden

ook de fitis en de tjiftjaf

begin ik te leren

de vale gier

herken ik aan zijn vlucht

maar zal ik nog verder investeren

in het leren kennen van

deze laatste restjes wilde dieren

of zal ik mij de spijt besparen

dieren te hebben gekend

vlak voor hun definitieve

verdwijnen

 

hé, daar, dat is toch een hop?