Geloof of politiek? (Spreeuwenwolk II)

Op 7 april stond in een concept voor mijn blog die week: “Het zou mij niets verbazen als over een week veel meer mensen met mondkapjes lopen. Want Van Dissel en andere experts mogen dan wel stellen dat dat niet helpt tegen besmetting: als de IC-specialisten en verpleegkundigen er wel mee lopen, sterker: als alles op alles wordt gezet om meer mondkapjes te produceren voor mensen in de meest besmettelijke situaties, dan is de kans heel groot dat de spreeuwenwolk rond gaat cirkelen op zoek naar mondkapjes.” Na wat wikken en wegen schrapte ik die alinea. Te zuur.

In die blog vergeleek ik onze huidige samenleving met een spreeuwenwolk. We zijn nu een half jaar verder en we cirkelen nog steeds rond. De regie is zoek, want: 17 miljoen regisseurs. Als radeloze spreeuwen zwenken en zwaaien we op basis van die enkele simpele gedragsregels van vogeltjes in een zwerm: zorg dat je nooit aan de buitenkant vliegt (gedragsregel 1) en vlucht bij elk signaal, hoe miniem ook, van vermeend gevaar (gedragsregel 2). Daardoor wordt de zwerm één samenhangend, maar snel vervormend organisme. Ongrijpbaar. Soms duikt er een roofvogel in de wolk waardoor hij splitst. Fascinerend om te zien. Stel je je voor hoe een alien op veilige afstand van de aarde nu naar ons zit te turen. Wat ziet hij dan?

Dat er geklaagd wordt over gebrek aan regie, dat er angstig gepiept wordt “waar is de leider”, net zoals die ene spreeuw piept terwijl zijn buren op dat moment opzij scheren en hij instinctief mee gaat. En allemáál piepen ze waar die leider is, of over de vragen of snavelkapjes helpen, luister maar eens naar zo’n fladderend volk, oorverdovend.  

Terug naar de mondkapjes: elke discussie daarover is zinloos. Het bewijs dat het helpt, is blijkbaar flinterdun. Ik ben geen viroloog, maar vergelijkingen tussen landen en steden met en zonder draagplicht bieden geen doorslaggevende houvast. Maar als de spreeuwenwolk een mondkapje wil, dan gaan we dat doen. Toch?

Als alle landen om ons heen mondkapjes verplichten, dan kunnen we niet achterblijven. We willen geen gekke Henkie zijn (gedragsregel 1). Eerder gebeurde dat met de scholensluiting (gedragsregel 2). Zo werkt geloof. Veel gelovigen stellen alles in het werk om het gelijk aan hun kant te krijgen. Tot aan de redenering van Pascal toe, een volgens kenners briljant wiskundige, maar ook zeer gelovig man, op de vraag of God bestond: “Je weet het niet, dus dan kun je het maar beter doen”. Een soort utiliteitsargument.

Exact dat argument wordt nu gebruikt: baat het niet, dan schaadt het niet. En net als bij het geloof in een god heb je hier alle gradaties, van zwarte kousen die dreigen met hel en verdoemenis – “wacht maar tot jij op de IC ligt!” – tot de ‘ietsisten’. Met opvallend genoeg dezelfde woorden. Roel Coutinho: “Als ik alle onderzoeken door lees, dan geloof ik wel dat het íets doet.” Zoek het verschil met: “Ik geloof niet in God, maar wel dat er íets is.”

Het is wachten op de variant op de uitsmijter van de gelovige die mij ooit “troostte” met: “Ik respecteer dat je niet gelooft, ik zal voor bidden.” Ik wacht op: “Ik respecteer dat je geen mondkapje draagt, maar ik hoop dat iedereen om je heen dat wel doet zodat je veilig bent.”

Dat de ratio volledig zoek is geraakt, bewijst wel dat de voormannen van partijen die zich niet gauw laten betrappen op het stellen van geloof boven wetenschap, een vurig pleidooi vóór het mondkapje hielden in de Tweede Kamer deze week. Waarop de opperspreeuw, die opperspreeuw is omdat hij zo feilloos aanvoelt waar de zwerm heen zwenkt, meteen ‘op camera’ het mondkapje verplichtte. Live tijdens het debat. In één zwiep alle ratio overboord gekieperd. Rust in de tent!

De consensus was groot, de politiek pakt hier haar rol, want zoals Jesse Klaver uitlegde bij Op1: het OMT adviseert, de politiek neemt het besluit. Geen speld krijg je daar tussen. Wat hij zegt kun je ook uitleggen als een poging om de beschuldiging van gebrek aan regie te ontlopen – of juist proberen de koppositie over te nemen? – om de angst in de samenleving enigszins te dempen, om tegemoet te komen aan houvast bij onzekerheid. Een vlucht naar voren in jargon. Het spiegelbeeld van Johnsons en Trumps manier van dempen van de onrust door het virus te bagatelliseren. Op de schaal van wijs – onverstandig was dat héél erg onverstandig. Maar is dat mondkapjesbesluit wel wijs?

Ik stond gisteren weer eens een dagje achter de kassa van onze buurtkringloop. Dat doet ik graag. Iedereen die binnenkwam vroeg ik een mondkapje op te zetten. Ja, ik ben de beroerdste niet. Ik had zelfs een doosje voor mensen met de smoes “heb ik niet bij me”. En vrijwel iedereen deed het braaf op. Niemand op de voorgeschreven manier, veel neuzen staken boven het masker uit. Best grappig, van die grote kokkerds als vleesgeworden ventilatieschachten waar alle lucht ongezuiverd in en uit stroomt.

Dan laat ik nog maar buiten beschouwing dat vrijwel niemand erin slaagt om zo’n flapje op te zetten door alleen de elastiekjes met de vingers aan te raken. Die eerst 20 seconden met water en zeep gewassen moeten zijn. Waar?? Leg dat maar eens uit aan de doorsnee klant. Verspilde energie.

Gemopper? Amper. Weigeraars overtuigde ik heel eenvoudig met: “Ik geloof ook niet dat het veel helpt, maar andere klanten voelen zich veiliger als u het draagt”. Zondermeer werden de monden en soms neuzen bedekt. Want baat het niet, dan schaadt het niet. De meeste mensen deugen.

Tevreden? Mwa. Het schaadt namelijk wel degelijk: je kunt elkaars gezichten niet meer lezen. Elke emotie wordt uitgegumd. Het was stiller dan anders in de winkel, gesprekken werden amper gevoerd. Sommige mensen liepen als zombies rond. Overal zie je nu ogen boven een doekje, maar of die ogen vrolijkheid of angst uitstralen is moeilijk te zeggen. Het oogt vooral als achterdocht.

Omdat de kassavrijwilliger ook de muzak bedient, zette ik uit arren moede maar extra vrolijke muziek op, volume wat hoger dan normaal. Want het niet kunnen lezen van elkaars emotie: was dat niet ooit de reden om tot een boerkaverbod te komen?

En het versterkt sociaal isolement. Juist in buurtwinkels, zoals de onze, vinden de terloopse kletspraatjes plaats. Die vallen stil. Voor ouderen voor wie dat dagelijkse loopje naar een winkel vaak het enige, echte contact met anderen is, pakt zo’n maatregel dan weer slecht uit. Wegen de baten op tegen de kosten? Ik weet het niet, maar die discussie mag nu even niet gevoerd worden om de eenheid te bewaren. We zijn even samen een soort zwarte kousenkerk geworden: offers brengen om het virus te behagen.

En Van Dissel: die loopt nu het risico op excommunicatie. Zo gaat dat met totalitaire geloofsdoctrines.