Categorie archief: klimaat

Zwenken en draaien

Deze crisis is een superversnelde film van hoe democratie werkt. Heel directe democratie: mensen stemmen nu met hun voeten, met hun gedrag. Links, en dan weer naar rechts. Als een soort spreeuwenwolk. In normale tijden doen we dat met een rood potlood. Maar ook dan op basis van emotie, intuïtie, beeldvorming, ook al houden lijsttrekkers rationele betogen alsof het besturen van een spreeuwenwolk wiskunde is. Veel wetenschappelijk onderzoek doet uitspraken over effecten van beleid. Maar dat leidt niet één-op-één tot betere maatregelen. Populisten hoeven maar één nep-roofvogeltje los te laten en de halve spreeuwenwolk zwenkt naar rechts. Kijk even: https://www.youtube.com/watch?v=V_rWBHau6JA.  

Een spreeuwenpremier zou kunnen roepen: “Allemaal rechtdoor vliegen, want wat we ook doen, één van ons gaat eraan.” Maar er is geen spreeuwenpremier. Spreeuwen kennen maar enkele simpele gedragsregels: vlieg niet aan de buitenkant, en vlucht weg bij gevaar. Zo golft onze samenleving nu ook min of meer. Rutte geeft wel een richting aan, maar zijn voorstellen worden alleen overgenomen door ons spreeuwen als er draagvlak is. Zie hoe het liep met openhouden van de scholen: geen draagvlak, dus toch dicht. En elke cultuur kent een fijnregeling waardoor die golfbewegingen overal net wat anders zijn. Trump kon nog zo hard ontkennen dat er een probleem was: de Amerikanen zijn ook spreeuwen en Trump kan alleen maar meegolven om gezichtsverlies te voorkomen. Hij is nu een beetje de spreeuw die toevallig voorop vliegt en denkt dat de rest hem volgt.

Om die reden ben ik eenvoudig als spreeuw pragmatisch bezig om de groep die door ons spreeuwengedrag aan het kortste eind trekt een handje te helpen: koffie schenken voor de daklozen die geen voordeur hebben om achter te schuilen. Dat deden we overigens al jaren. Nu in een lege kerk: veel ruimte daar, dus met die anderhalve meter zit het wel goed.

Ik raakte er aan de praat met bezoeker M., over zijn ideale wereld. Stap voor stap ontvouwde hij een utopisch vergezicht voor me: “Met een basisinkomen voor iedereen. De helft van nu, dat is echt ruim genoeg”, en iedereen in een huurwoning: “En dan is 20 vierkante meter voldoende”. En in een heel compacte stad. Niet in van die flats zoals in Hongkong, maar in woonblokken zoals in Parijs, zonder die binnentuinen zoals in Amsterdam, want dat is echt ruimteverspilling, zeven hoog zonder lift. “Dan krijg je heel compacte steden, en hou je meer groene ruimte rondom de steden over.” Hij had het ook helemaal doorgerekend. Inclusief verkeerssystemen en gratis gezondheidszorg. “Maar dan niet meer dan drie ingrepen per jaar, moet je maar gezond leven.” Hij geloofde er heilig in. Ik kreeg visioenen van Noord-Korea.

Enkele dagen na mijn gesprekje met M. zag ik ineens een link tussen de wereld volgens M. en de manier van denken van Ira Helsloot, hoogleraar Besturen van Veiligheid. Hij legde uit – ik parafraseer – dat het veel slimmer was om de economie niet plat te leggen en de doden op de koop toe te nemen. Het ging immers toch vooral om hoogbejaarden. Per saldo zouden we dan na verloop van tijd meer gezondheidsjaren hebben omdat een economische crisis leidt tot werkeloosheid, slechtere gezondheidszorg en zo voorts. Valt geen speld tussen te krijgen. Maar toch voelde het ongemakkelijk. Tot ik begreep dat deze bestuurskundige het gedrag van een spreeuwenwolk in een open samenleving als de onze niet begrijpt. Net als M. Dat is misschien onthutsend, voor een bestuurskundige, maar waar we bij M. onze schouders ophalen, krijgt Helsloot alle ruimte op tv. Waar Jort Kelder hem na wauwelt. En hup, daar gaan een paar spreeuwen toch weer een andere kant op.

En wat dan nog, zou je denken. Welnu, dat zwenken en draaien als een spreeuwenwolk is dus onze manier om met een crisis om te gaan. Stel je de coronacrisis nu eens voor als generale repetitie van wat ons te wachten staat als de volgende, veel langzamere, maar veel ingrijpender kladderadatsch zich voltrekt: het smelten van het ijs op Groenland en daarna Antarctica. Komen we dan ook pas in actie als de eerste golven over de duinen en dijken de polders inlopen? En zwenken we dan ook van links naar rechts? Ik mag hopen van niet. Laten we na afloop van de coronacrisis ten eerste niet alle remmen loslaten om alle uitgestelde consumptie in te halen met dito productie van zooi waar we prima zonder kunnen, ten koste van een enorme extra uitstoot van broeikasgassen. Maar ten tweede toch wat minder zwenkend en draaiend die finale crisis proberen te voorkomen.

En daar kunnen we nu al mee beginnen: door de sociale samenhang die we in korte tijd hebben bereikt vasthouden. Onderzoekers, daar heb je ze weer, signaleren nu al dat vriendschappen zich verdiept hebben. Want mensen hebben mensen nodig. Misschien beleven we daar uiteindelijk meer voldoening aan dan aan het rond de wereld vliegen en ons huizen vol spullen stouwen. Dus méér socializen, dat leidt mogelijk meteen tot minder behoefte aan consumeren. Dus méér van het een, zonder het gevoel dat je iets móet laten. Dat gaat het vanzelf. Sober leven met rijker resultaat. En kunnen we het vileine keeping up with the Joneses, uitgebuit door slimme marketeers vanaf de jaren vijftig om de individuele consumptie aan te jagen, ook bij het groot vuil dumpen, naast de rest van alles wat we de afgelopen weken het huis uit gedragen hebben.

Denkstapsprong

Ik had deze hinkstapgedachte-sprongen nog op de plank liggen voor verdere uitwerking. Maar teruglezend voldoet deze staccato versie ook goed. En verbazend actueel.

Ik geloof:

  1. dat wat er tussen mensen gebeurt niet zozeer Goddelijk is, maar juist ongelooflijk is en de essentie van ons mens zijn is,
  2. dat de kracht die mensen onderling bindt een pendant is van de zwaartekracht, in zijn betekenis voor de mensheid,
  3. dat mensen tot heel veel in staat zijn,
  4. dat mensen samen de onzichtbare planeet Mensheid vormen,
  5. dat mensen door die samenbindende kracht als het ware bewogen worden om zich te conformeren aan anderen,
  6. dat conformisme veel veiligheid biedt,
  7. dat die veiligheid versterkt wordt door zich collectief af te zetten tegen “anderen”, afwijkenden,
  8. dat dit conformisme tot fanatisme kan leiden, zoals bij de onzekeren, en bijvoorbeeld ook bij “bekeerlingen”,
  9. dat het ontmenselijken van “de anderen” het makkelijker maakt om anderen af te wijzen evenals het veilig stellen van de eigen positie in de eigen groep,
  10. dat men een groep opzoekt van een zodanige omvang en karakter dat de borging van de eigen veiligheid het grootst is. Dat kan variëren van een grote groep meelopers waar men middenin het meest veilig is, of een kleine groep harde strijders met een sterke onderlinge band, en alle varianten daartussen,
  11. dat bij de klimaatcatastrofe een probleem ontstaat omdat de mensheid daar zelf zijn eigen vijand is,
  12. dat de behoefte aan een vijand in dat geval zich zal focussen op de klimaatactivisten als “de ander”,
  13. dat deze kanteling vergemakkelijkt wordt omdat de klimaatactivisten opgebouwde welvaartsvoordelen ter discussie stellen en daarmee de materiële bestaanszekerheden aantasten, wat het vijandbeeld versterkt,
  14. dat daardoor organisaties als Extinction Rebellion de gedroomde vijand zijn,
  15. dat daardoor de boeren de gedroomde geallieerden zijn: gericht op behoud van de huidige status quo en welvaart,
  16. dat polarisatie rond de klimaatcatastrofe een oplossing niet dichterbij brengt,
  17. dat alleen een catastrofe zelf er voor zal zorgen dat de uitstoot van broeikasgas stopt doordat natuurrampen de productie van goederen stil legt,
  18. dat een catastrofe mensen weer tot elkaar brengt door de onderlinge bindende kracht, zie 2, om de wereld weer op te bouwen.

Infectie van de samenleving

We kennen de metafoor hoe de vleugelslag van een vlinder in de Amazone een storm bij ons kan ontketenen. Het kostte soms wat veel woorden om de metafoor uit te leggen, maar dat hoeft niet meer. In de werkelijkheid leidt een vleermuis in China tot het lamleggen van de hele wereld.

In deze corona crisis komt heel veel samen en is zichtbaar hoe mondiale systemen zoals handels- en productieketens en microsystemen zoals huishoudens op elkaar ingrijpen. En hoe ons leven zich afspeelt op flinterdun ijs. De welvaart die na de 2e Wereldoorlog is opgebouwd bestaat uit een wisselwerking van productie en consumptie. Welvaart wordt uitgedrukt in omzetten, bruto nationaal product. Maar als wij niet massaal consumeren, valt de productie stil. Daarmee vallen inkomens weg en glijden we onhoudbaar de leuning af van de wenteltrap naar de kelder.

Wij zijn een spullensamenleving geworden. Consumptie werd aangejaagd door het evangelie van de individuele leefstijl, waarbij je je met spullen omringt om je te onderscheiden. En waarin je je onafhankelijkheid borgt door zelf een uitgebreid machinepark in huis te hebben. Ieder huishouden een wasmachine, een koelkast, een boormachine, een mixer, een blender, een auto, een caravan. Kasten, kelders, zolders en garages vol spullen.

De productie daarvan vraagt zoveel grondstoffen dat de aarde wordt uitgeput, ecosystemen worden vernietigd, driekwart van de insecten zijn verdwenen, en afvalgassen maken een broeikas van de atmosfeer. Productie die meer en meer van de natuur wegvreet waardoor biotopen worden aangetast van dieren die we niet of amper kennen en die nu in onze leefgebieden verzeild raken.

Zij hebben hun eigen stofwisselingsprocessen, bacteriën en virussen die na een evolutie van miljoenen jaren in evenwicht zijn, maar die zitten anders in elkaar dan ons menselijk metabolisme. HIV, ebola en corona zijn ziekten door virussen die hun dierlijke gastheren geen kwaad berokkenden maar waar wij met lege handen tegenover staan. Zoals de oorspronkelijke bewoners van de Amerika’s massaal stierven door onze mazelen.  

De afgelopen dagen ben ik met collega’s van andere inloophuizen in onze stad vooral druk geweest hoe we onze inloop voor de daklozen open kunnen houden. Hoe we de risico’s voor hen, maar ook voor ons zelf kunnen beperken. Een complex probleem, want een dakloze kan er niet voor kiezen om de komende weken de deur niet uit te gaan, want hij heeft geen deur. En onze vrijwilligers haken af, een deel behoort zelf tot de risicogroepen, door leeftijd of chronische ziekte. Een belangrijk maar tamelijk onzichtbaar subsysteem – met weinig maatschappelijke status – valt daarmee uit elkaar.

De zorg voor de meest kwetsbaren stort als een kaartenhuis in elkaar. Terwijl de strategie om mensen letterlijk op afstand van elkaar te houden juist méér inzet vraagt. Grote groepen vormen immers een groter risico. Dus kleinschalige opvang vraagt om méér locaties en méér begeleiding. Locaties die er niet zijn. Sterker: door  de voorgenomen sluiting van de grootschalige winteropvang neemt de druk op bestaande kleinschalige locaties toe. Een paradox waar we alleen uitkomen door met timeslots te gaan werken. Mensen kunnen een half uur terecht voor koffie, een boterham en wc-bezoek. Daarna weer de straat op waar de kou de weerstand op de proef stelt.

Het zijn deze inwoners van de stad die helemaal onderaan de menselijke piramide hangen. Ze hebben de strijd verloren, tegen verslaving, tegen de stress, tegen hun psychiatrische problemen, tegen hun klapstoelbaantjes, tegen de systemen die zij niet meer begrepen. Ze leven van dag tot dag en scharrelen hun kostje bij elkaar van ontbijtproject hier tot een warme hap daar.

En als er iemand mogelijk corona heeft: hoe moet je dan een dakloze in quarantaine houden? Die voorzieningen zijn er nu helemaal niet. Maar alles wat je bedenkt belast de zorgsystemen. Als we zorg moeten gaan prioriteren weten we onuitgesproken dat deze groepen geen voorrang gaan krijgen.

In een vorige blog schreef ik over de vloedlijn van de stad. Deze mensen springen het meest in het oog van wat de golfslag van de wereld op onze denkbeeldige stadsstranden achterlaat. In onze kleine inloop met bijna 100 bezoekers per ochtend horen we alle talen van de wereld. Gestrand in de grote stad met zijn verlokkende uitstraling van de spullensamenleving.

Het Chinese woord voor crisis betekent tegelijkertijd kans. Als we zelf niet willen stranden als wrakhout in de vloedlijn van de wereldeconomie met zijn ecologische verwoestingen, is het tijd voor een ingrijpende herbezinning. Heel misschien blijkt over tien of twintig jaar dat deze crisis onze samenleving nu zo infecteert dat een omwenteling op gang komt om ons te genezen van onze vraatzuchtige spulleneconomie. Always look at the bright side of life, nietwaar?

Boeren en de Grondwet

Geert Wilders wil met een noodwet de Grondwet opzij schuiven. Want de stikstofnormen los laten is simpelweg in strijd met de grondwettelijk taak van de overheid om ons leefmilieu en onze gezondheid te beschermen. Gaat dat niet wat snel?

Even een aanloop: cijfers zijn soms veelzeggend: 68% van ons land is groen: landbouw, bos en recreatiegebied. Maar van die 68% is 80% boerenland. Dat zijn dus bedrijfsterreinen. Want gras is weliswaar groen, maar niet alles wat groen is, is natuur. Gras is veevoer. En door overbemesting en uitputting, monoculturen en efficiënte bedrijfsvoering is grasland vooral heel erg arm en eenzijdig. In de zomermaanden maak ik geregeld flinke fietstochten, door Noord-Holland, Zeeland en ook wel door het Groene Hart, een enkele keer door Friesland en de kop van Overijssel. Ik weet wat boerenland is, speelde er, bouwde er hutten, ving kikkervisjes, sprong over slootjes, of erin.

Weliswaar woon ik al 40 jaar in Amsterdam, maar net als mijn medestedelingen vind ik het fijn om “buiten” te zijn. Dat is dan vaak bos, duin en hei, akkerbouwgebied kan ook nog wel, zoals het kleinschalig ingerichte Walcheren, maar die eindeloze vlakke groene grasvlakten in de noordelijke provincies, zonder vogels op een enkele reiger na, met hier en daar een plukje koeien, die geen boom hebben om onder te schuilen met regen of zon: dat zijn dus gewoon bedrijfsterreinen. In Brabant laat je zo’n tochtje sowieso wel uit je hoofd. Afgelopen zomer een keer geprobeerd onder Eindhoven: buiten de natuurgebieden val je van je fiets van de doordringende stank. Pure ammoniaklucht.

Boerenland bestaat uit binnenstebuiten gekeerde fabrieken. Waar de landbouwmachines in feite mobiele rollende banden zijn. Weilanden en maisakkers zijn platgeslagen, horizontale veevoedersilo’s. Met evenveel natuurwaarde als zo’n silo. Actualiteit: we weten nu ook dat door neonicotinoïden niet alleen de insecten uitsterven, maar ook de bodemfauna doodt. Zonder wormen is grond waardeloos. Gaan we dat ook weer met Monsanto en nieuwe machines oplossen?

Mogen de niet-boeren daar ook nog iets van vinden? Want de aarde is van ons allemaal. Wat nauw aansluit op dat rentmeesterschap dat in kringen van boerenpartij CDA vaak als richtsnoer wordt gehanteerd. Afgelopen weekend maar weer eens van stal gehaald op het CDA-congres. Vanuit de gedachte dat we de schepping in bruikleen hebben en goed moeten beheren. Uitputten van grond vloekt nogal met dat principe. Hoe komen die christelijke boeren daarmee in het reine? Of het is een praatje voor de bühne?

Hoe zouden we het vinden als meer dan helft van de parken in onze steden gebruikt werden door tuincentra? Met een hek eromheen. Omdat het er een beetje uitziet als een park? Dat zou toch heel gek aanvoelen? Dat boerenland is Nederlands grondgebied. En niet zo’n klein stukje van ons land, voor méér dan de helft! Waar niet meer dan 2% van alle gezinnen in ons land een boterham mee verdienen. Waar halen boeren het lef vandaan om die grond zo te gebruiken dat het voor hen maximaal rendeert zonder zich er om te bekommeren dat hun landgenoten daar last van hebben?? Waar halen ze het lef vandaan om het buitengebied zo sterk te verarmen door hun manier van bedrijfsvoering dat de biodiversiteit daar inmiddels veel schraler is dan in de door hen zo gehate steden? Zonder zich te bekommeren hoe komende generaties die verschraling weer moeten oplossen. Hoe kunnen die boeren nog rustig slapen?

En om het laatste fabeltje de wereld uit te helpen: om ons land te voeden hebben we die landbouw – vooral de veebedrijven – in de huidige omvang niet nodig, want onze boeren exporteren meer dan ze produceren voor de binnenlandse consumptie. Een fietstochtje door boerenland is dus een fietstochtje tussen exportbedrijven.

Waarom stellen we wel welstandseisen aan woningbouw, aan de inrichting van de openbare ruimte, hebben we bomenverordeningen, allemaal om te bevorderen dat het fijn leven is in onze steden en dorpen? Waarom houdt die manier van denken op bij de grens van de bebouwde kom?

Waarom laten politici hun oren laten hangen naar actievoerders die doen alsof zij de baas zijn in het buitengebied? En dan kom ik weer terug bij het begin: staat er niet in de Grondwet dat de overheid dient te zorgen voor een goed en zorgvuldig beheer van onze grond, ons water en onze lucht? Met alle geitenpaadjes die de afgelopen decennia zijn gevonden om deze grondwettelijke taak te omzeilen zijn we volledig vastgelopen. Waar is de overheid die de grondwet als richtsnoer voor zijn beleid neemt? Artikel 21 luidt immers: De zorg van de overheid is gericht op […] de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Artikel 22.1: De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid. Daar is toch geen woord Spaans bij? Dat kun je met een noodwetje toch niet opzij schuiven? What’s next?

Als één plus één niet langer twee is

Het heeft een maand langer geduurd dan normaal om een blog te produceren. Ik hield de ontwikkelingen in de buitenwereld gewoon niet meer bij: ze gingen sneller dan ik kon beschrijven.

Dit stukje gaat dan ook over de betekenis van woorden. En over de ingrijpende inflatie van de waarde van woorden. Want het is zeer de vraag of dit soort stukjes nog enige toekomst heeft.

Ik probeerde zaken die mij opvielen te beschrijven, te duiden en in een ruimer kader te plaatsen. De samenleving verandert permanent en die veranderingen zie je terug in al die kleine verschuivingen in het dagelijks leven. Mogelijk zegt de optelsom van al die kleine verschuivingen iets over de richting waarin de samenleving zich ontwikkelt. Daarmee legde ik voor mijzelf een fundament om beter onderbouwd besluiten te kunnen nemen in mijn dagelijks werk voor een maatschappelijke organisatie.

Heldere redeneringen waren daarbij van belang, want mogelijk hadden anderen ook iets aan deze denkoefeningen. En dan is het goed dat elke stap gevolgd en bekritiseerd kan worden. Waarbij steeds weer blijkt hoe lastig taal is. Het voelt vaak of je een zandkasteel aan het bouwen bent met net te droog zand: ben je aan je vierde muur bezig, stort de eerste weer in.

Een zijsprong: elke week lees ik met veel plezier de stukjes van Ionica Smeets in de Volkskrant over getallen. Wiskundigen leven in een bijzondere wereld: zij hebben geen laboratorium om te onderzoeken of  één plus één altijd twee is, 12 plus 13 altijd 25, of 12 maal 13 altijd 156 is. Aan pen en papier hebben zij genoeg, of liever nog een ouderwets schoolbord waar zij hun collega’s hun becijferingen voorrekenen. Volstrekte transparantie. Begrippen als waarheid of leugen bestaan niet in de wiskunde. Dingen zijn waar of niet-waar.

Het omgekeerde zien we bij goochelaars. Met evenveel plezier als de stukjes van Ionica lees ik in Mindf*ck hoe illusionist Victor Mids de kijker op het verkeerde been zet. Vooral door onze manier van denken te misbruiken. Ons te laten focussen op plek A en moment X terwijl de kaartwissel plaatsvindt op plek B op moment Y. Het grappige is dat de goochelaar daar nog heel wat taal bij nodig heeft. Al dat ogenschijnlijke geklets om de truc heen in is van belang voor het slagen ervan.

Lastig is dat taal de uitstraling heeft van wiskunde – een appel groeit aan een boom, het ijs smelt, de zon schijnt – maar niet die zekerheid biedt van 1 + 1 = 2. Taal hebben we als mensen nodig om te kunnen overleven. In ons eentje redden we het niet op de wereld. Om voedsel te vergaren en schuilplaatsen te bouwen hebben anderen nodig. Als je samen een beer wilt doden, is taal handig. Dat achter je voor iedereen achter je is en niet vóór je.

Natuurlijk zit er een bepaalde marge in woorden. Elk woord is een beetje van elastiek en rekt mee met de context. Dus is er veel discussie over de interpretatie van feiten. Als je sporen in het bos ziet die duiden op een groot dier, dan is het van levensbelang om te weten of het om een beer of een hert gaat. En vooral ook dat iedereen het daarover eens is.

De waarheid is dus het resultaat van wat het overgrote deel van een groep als waarheid beschouwt. Als één mens met wiskundige zekerheid bewijst dat de zon het middelpunt van ons zonnestelsel is, dan is dat nog niet per se de waarheid. Daar is meer voor nodig. De geschiedenis van Copernicus en Galilei illustreert dit goed. Copernicus onderbouwde dat de zon en niet de aarde in het centrum van ons zonnestelsel stond, maar opperde het als een theoretische mogelijkheid, en kwam daar mee weg. Galileo Galilei bazuinde het van de daken. Dat kwam de meerderheid van de kerkvorsten niet goed uit. Dus botte ontkenning volgde. Hij moest door het stof en het duurde tot eind twintigste eeuw voor het Vaticaan het gelijk van Galilei erkende.

Vertaald naar hier en nu: je kunt een tijd ontkennen dat de poolkappen smelten, maar als de zeespiegel daadwerkelijk stijgt,  verschuift de discussie naar de oorzaken daarvan. Als het je positie verzwakt door de mens als veroorzaker aan te wijzen – omdat dat dwingt tot vervanging van olie, kolen en gas door wind- en zonnestroom, en dus leidt tot verlies voor olieconcerns – dan ontken je dat. En tracht je zoveel mogelijk medestanders te werven. Soms lukt dat, soms niet. Pas als de groep ontkenners zo groot wordt dat er binnen de gemeenschap geen consensus meer bereikt kan worden, staat het voortbestaan van de hele groep op het spel. Conflicten zijn dan onvermijdelijk.

Die kunnen beslecht worden met wetenschappelijk onderzoek. Dan gaat het elastiek van taal over in de staalharde transparantie van wiskunde: waar of niet-waar. Dat vergt wel dat de hele groep het eens is over de wetenschappelijk methode. Als dat gaat ontbreken, dan komen we in drijfzand terecht. Daarom is de afhankelijkheid van wetenschappelijk onderzoek van politieke besluitvorming juist nu zo risicovol.

Want feiten lijken irrelevant geworden. In 1984 van George Orwell was er een Ministerie van Waarheid dat alle feiten naar zijn hand zette. De woordvoerder van Trump ontkende vandaag – 22 januari 2017: onthoud die datum – glashard dat bij inauguratie van Trump minder publiek was komen kijken dan bij Obama acht jaar geleden ondanks de overstelpende overvloed aan foto’s en films en gegevens van politie en openbaar vervoer. “Period”. Dat lijkt klein bier, want so what?

Niks so what: een van de eerste daden van Trump was het ondertekenen van een decreet om klimaatonderzoek stop te zetten. Het voelt of hedendaagse Galilei’s weer terug zijn bij af.

Deze manier van politiek bedrijven zal weerklank vinden. Al hebben de nieuwe keizers geen kleren aan, zij ontkennen dat glashard en presenteren hun kijk op de wereld als enige werkelijkheid. In onderzoekstermen heet dat een paradigmashift: de bakens worden verzet, de wereld wordt vanuit een andere invalshoek benaderd wat leidt tot nieuwe uitkomsten. Het verstoten van de aarde door de zon uit het middelpunt van ons planetenstelsel was zo’n paradigmashift. En er volgden er nog vele.

Een vergelijkbare verschuiving in de politiek waarbij de vaste fundering op wetenschappelijke feiten als sturingsinformatie wordt verlaten brengt ons op volstrekt onbekend terrein. We zullen dat gaan merken. Ook in Nederland, en in elke raadszaal in het land. Want een beroep op feiten wordt zinloos. Wat komt daar voor in de plaats?

Op die vraag ga ik weer een maandje broeden.