De zegeningen van artikel 23 deel 2

Vorige week eindigde ik met de vraag of artikel 23 niet juist het fundament is onder pluralistische samenleving in plaats van een steen des aanstoots. Deze week zoom ik in op de praktijk om volgende week een conclusie te trekken.

Het onderwijs is een markt geworden. De islamitische zuil groeit als kool, niet anders dan vanuit de zorg voor de ziel van de eigen jeugd zoals honderd jaar geleden de christelijke partijen dat beleefden. Dat blijft niet zonder gevolgen voor de rest van het veld. De koek voor de andere schoolbesturen wordt kleiner: er vindt onuitgesproken een stevige concurrentieslag plaats.

Ook tussen de traditionele schoolbesturen onderling, want waar schaarste is, heerst strijd. De pepernoten worden in de grote steden ondanks de secularisering nog steeds grotendeels verdeeld tussen de klassieke zuilen openbaar, christelijk en katholiek. Niet omdat de ouders op het moment van schoolkeuze een plotselinge ingeving krijgen vanuit hun eigen geloofsovertuiging, maar omdat die christelijke en katholieke scholen in de dagelijkse praktijk mee bewogen met de samenleving en als het ware van kleur zijn verschoten. Ze zijn in de praktijk min of meer ‘algemeen’ geworden. De christelijke of katholieke herkomst is een flinterdun fineerlaagje.

Dus traditionele zuilen krijgen bij het verdelen van de nieuwbouwplannen scholen toegeschoven op basis van ‘belangstellingspercentages’: hoeveel leerlingen ze naar verhouding van het totaal nu hebben en wat mogen ze dan verwachten in de toekomst. De geloofsovertuiging van de ouders speelt geen enkele rol. Dus zijn de oorspronkelijk christelijke en katholieke schoolbesturen nog steeds zeer omvangrijk in een grotendeels ongelovige vijver. Niets mis mee. Ze geven onderwijs, dat is de hoofdzaak.  

Een deel van met name de hoogopgeleide, mondige ouders ervaren die kleurloosheid – net als die van het openbaar onderwijs – als te weinig onderscheidend, ze willen hun kinderen opvoeden conform hun eigen leefstijl. Montessori en Vrije School doen het dan ook goed. Maar er zijn nogal wat ouders die iets uniekers willen, iets dat meer onderscheidend is. Zo ontstaan er nieuwe initiatieven om scholen te stichten conform die leefstijl, geschraagd door een bijpassende pedagogiek. Daardoor ligt het veld open voor een strijd om de gunst van de ouders.

De concurrentiestrijd wordt in de seculiere hoek vooral gestreden met “volledig vernieuwd” of “nieuwe formule”. Naast de klassieke onderwijsconcepten zoals de Vrije Scholen en Montessori, ontstaan i-pad scholen (“Steve Jobsscholen”) of scholen waar de leerlingen zelf hun programma bedenken en de leerkrachten de rol van begeleider hebben. Een voorbeeld is Iederwijs. Aantrekkelijk voor wit-hoogopgeleid, dus precies het spiegelbeeld van de groei van de islamitische zuil.

Het is boeiend om te zien dat de leefstijl leidend is voor de vorm en inhoud van het onderwijs aan beide kanten van het spectrum. Over kwaliteit kunnen we kort zijn: de overtuiging is dat die kwaliteit onlosmakelijk voortkomt uit de op identiteit gebaseerde vorm en inhoud. Intrinsiek is dan ook de weerstand vanuit de nieuwe stromingen tegen de objectieve meting van kwaliteit door de jaarlijkse CITO-toets groot. Juist dit instrument, dat de subjectieve vooringenomenheid van het schooladvies compenseert dat vooral kinderen van laagopgeleide ouders treft, krijgt door die aanhoudende kritiek steeds minder waarde. Waar tot 2016 éérst de CITO-toets plaatsvond als richtinggevend voor het schooladvies, is dat onder druk van liberale krachten (lees: hogeropgeleiden) omgekeerd. Eerst het schooladvies, daarna de CITO. Mosterd na de maaltijd.

Alleen hoger opgeleide en mondige ouders ondernemen stappen om op basis van een hogere CITO het schooladvies te laten bijstellen. Laagopgeleide ouders realiseren zich doorgaans die optie niet. Ten eerste is onderadvisering van kinderen van laagopgeleide ouders al decennia aangetoond door degelijk wetenschappelijk onderzoek. Ten tweede verweren die ouders zich niet tegen dat te lage advies. Wat je kon verwachten gebeurt dan ook: waar eerst 33% van de kinderen van laagopgeleide ouders een VMBO-advies kreeg, is dat nu 44% (Parool 30-11-2020). Goh, hoe kan dat nou?

Volgende week het slot.