Categorie archief: Wetenschap

Onzeker weten (Spreeuwenwolk III)

Vorige week schamperde ik hier nog over het geloof in het mondkapje. De zeer deskundige en aardige Roel Coutinho zette ik weg als een “ietsist”. Het probleem waar ik tegenaan loop, en met mij pakweg minstens 98% van de Nederlanders, is dat ik zelf géén wetenschapper ben, én echte wetenschappers heel hoog heb zitten. Die achting wordt ingegeven door mijn veronderstelling dat wetenschappers “het” weten.

Misverstand: wetenschappers trachten béter te begrijpen hoe de dingen in wereld om ons heen – en wij zelf – in elkaar zitten, vanuit het besef dat elk onderzoek weliswaar méér kennis oplevert, maar dat zéker weten uitgesloten is. Een beetje zoals Achilles in de paradox van Zeno nooit de schildpad kan inhalen. https://nl.wikipedia.org/wiki/Zeno%27s_paradoxen. De schildpad wil een kleine voorsprong. Telkens als Achilles op de plek aankomt waar schildpad was op het moment dat Achilles vertrok, is de schildpad weer iets verder. Als Achilles daar dan aankomt, is de schildpad wéér iets verder.

Dat wetenschappelijk weten feitelijk onzeker weten is, is voor onderzoekers geen openbaring, maar juist essentieel. Voor die gemiddeld 98 mensen om die ene wetenschapper heen verwarrend. Zo voer ik op Olie B. van Dissel. Als zo’n autoriteit mondkapjes onzin vindt, dan knoop ik dat in mijn oren. En draag ik geen mondkapje. Ik ben gekke Henkie niet. Ik stelde mij er bij voor dat virussen zo klein zijn als pakweg zuurstofmoleculen die vrij door tissues heen vliegen.

Misschien had Van Dissel er beter aan gedaan om wat slagen om de arm te houden. Niemand wordt geschaad als er mensen zijn die mondkapjes dragen. Waarom zou je dat ontmoedigen door zo beslist te stellen dat ze geen enkel effect hebben? Want dan ga je niet snel als gekke Henkie met zo’n mondkapje de straat op.

Het probleem: de kans is groot dat hij op zijn schreden terug moet keren. De laatste tijd komen steeds meer onderzoeken beschikbaar waaruit blijkt dat mondkapjes wel helpen: niet alleen om mensen te beschermen tegen besmetting door een onbewuste drager van het virus – dat was de stand van zaken van de vorige week nog – maar mogelijk óók helpen om de hoeveelheid ingeademde virussen te beperken. Dat is een direct voordeel voor de mondkapjesdrager zelf! Niet opgediept uit duistere internetkrochten, maar uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Het lijkt erop dat hoe minder virussen binnen komen, hoe minder ernstig de ziekte verloopt. Klinkt ook voor mijn lekenverstand niet onlogisch. Kortom, ik ben om.

Dat is fijn voor mij, en mijn omgeving, maar Van Dissel heeft inmiddels wel een probleem gecreëerd. Door zijn besliste, afwijzende toon, zonder voorbehouden, wordt het lastig om nu een draai te maken. Niet alleen vanwege dat mondkapje, maar ook de door het RIVM betwiste effectiviteit van hydroxychloroquine – door Trump de hemel in geprezen, waar we allen smakelijk om lachten – blijkt er toch wel te zijn: het vertraagt de ziekte bij behandeling in heel vroeg stadium.

De onontkoombare draai door het RIVM is een schot voor open doel voor Willem Engel cum suis. Groeiend inzicht is intrinsiek verbonden aan wetenschap, maar niét voor het overgrote deel van de burgers: voor hen is een wetenschapper die zijn mening bijstelt een draaikont. En dus onbetrouwbaar.

Geen goed uitgangspunt voor de nieuwe lockdown. Die oogt ingrijpend, maar dat is schijn. Het is een café-lockdown. Zonder enig perspectief wat er tijdens die sluiting nog aan extra gereedschap van stal wordt gehaald om de duur zo kort mogelijk te houden. De wettelijke draagplicht van mondkapjes?  “Gaan we uitzoeken”. Het beboeten van het negeren van quarantaine door besmettelijke personen? “Gaan we uitzoeken”. Meer en massaal testen? “Gaan we proberen.” Minder mensen bij kerkdiensten? “We gaan in overleg.”

Als perspectief ontbreekt, wordt volhouden – afstand houden, thuis werken – heel erg lastig. We hebben alleen nog houvast aan onze eigen wijsheid en fladderen alle kanten op zonder tot rust te kunnen komen. Dat is dodelijke vermoeiend.

Geloof of politiek? (Spreeuwenwolk II)

Op 7 april stond in een concept voor mijn blog die week: “Het zou mij niets verbazen als over een week veel meer mensen met mondkapjes lopen. Want Van Dissel en andere experts mogen dan wel stellen dat dat niet helpt tegen besmetting: als de IC-specialisten en verpleegkundigen er wel mee lopen, sterker: als alles op alles wordt gezet om meer mondkapjes te produceren voor mensen in de meest besmettelijke situaties, dan is de kans heel groot dat de spreeuwenwolk rond gaat cirkelen op zoek naar mondkapjes.” Na wat wikken en wegen schrapte ik die alinea. Te zuur.

In die blog vergeleek ik onze huidige samenleving met een spreeuwenwolk. We zijn nu een half jaar verder en we cirkelen nog steeds rond. De regie is zoek, want: 17 miljoen regisseurs. Als radeloze spreeuwen zwenken en zwaaien we op basis van die enkele simpele gedragsregels van vogeltjes in een zwerm: zorg dat je nooit aan de buitenkant vliegt (gedragsregel 1) en vlucht bij elk signaal, hoe miniem ook, van vermeend gevaar (gedragsregel 2). Daardoor wordt de zwerm één samenhangend, maar snel vervormend organisme. Ongrijpbaar. Soms duikt er een roofvogel in de wolk waardoor hij splitst. Fascinerend om te zien. Stel je je voor hoe een alien op veilige afstand van de aarde nu naar ons zit te turen. Wat ziet hij dan?

Dat er geklaagd wordt over gebrek aan regie, dat er angstig gepiept wordt “waar is de leider”, net zoals die ene spreeuw piept terwijl zijn buren op dat moment opzij scheren en hij instinctief mee gaat. En allemáál piepen ze waar die leider is, of over de vragen of snavelkapjes helpen, luister maar eens naar zo’n fladderend volk, oorverdovend.  

Terug naar de mondkapjes: elke discussie daarover is zinloos. Het bewijs dat het helpt, is blijkbaar flinterdun. Ik ben geen viroloog, maar vergelijkingen tussen landen en steden met en zonder draagplicht bieden geen doorslaggevende houvast. Maar als de spreeuwenwolk een mondkapje wil, dan gaan we dat doen. Toch?

Als alle landen om ons heen mondkapjes verplichten, dan kunnen we niet achterblijven. We willen geen gekke Henkie zijn (gedragsregel 1). Eerder gebeurde dat met de scholensluiting (gedragsregel 2). Zo werkt geloof. Veel gelovigen stellen alles in het werk om het gelijk aan hun kant te krijgen. Tot aan de redenering van Pascal toe, een volgens kenners briljant wiskundige, maar ook zeer gelovig man, op de vraag of God bestond: “Je weet het niet, dus dan kun je het maar beter doen”. Een soort utiliteitsargument.

Exact dat argument wordt nu gebruikt: baat het niet, dan schaadt het niet. En net als bij het geloof in een god heb je hier alle gradaties, van zwarte kousen die dreigen met hel en verdoemenis – “wacht maar tot jij op de IC ligt!” – tot de ‘ietsisten’. Met opvallend genoeg dezelfde woorden. Roel Coutinho: “Als ik alle onderzoeken door lees, dan geloof ik wel dat het íets doet.” Zoek het verschil met: “Ik geloof niet in God, maar wel dat er íets is.”

Het is wachten op de variant op de uitsmijter van de gelovige die mij ooit “troostte” met: “Ik respecteer dat je niet gelooft, ik zal voor bidden.” Ik wacht op: “Ik respecteer dat je geen mondkapje draagt, maar ik hoop dat iedereen om je heen dat wel doet zodat je veilig bent.”

Dat de ratio volledig zoek is geraakt, bewijst wel dat de voormannen van partijen die zich niet gauw laten betrappen op het stellen van geloof boven wetenschap, een vurig pleidooi vóór het mondkapje hielden in de Tweede Kamer deze week. Waarop de opperspreeuw, die opperspreeuw is omdat hij zo feilloos aanvoelt waar de zwerm heen zwenkt, meteen ‘op camera’ het mondkapje verplichtte. Live tijdens het debat. In één zwiep alle ratio overboord gekieperd. Rust in de tent!

De consensus was groot, de politiek pakt hier haar rol, want zoals Jesse Klaver uitlegde bij Op1: het OMT adviseert, de politiek neemt het besluit. Geen speld krijg je daar tussen. Wat hij zegt kun je ook uitleggen als een poging om de beschuldiging van gebrek aan regie te ontlopen – of juist proberen de koppositie over te nemen? – om de angst in de samenleving enigszins te dempen, om tegemoet te komen aan houvast bij onzekerheid. Een vlucht naar voren in jargon. Het spiegelbeeld van Johnsons en Trumps manier van dempen van de onrust door het virus te bagatelliseren. Op de schaal van wijs – onverstandig was dat héél erg onverstandig. Maar is dat mondkapjesbesluit wel wijs?

Ik stond gisteren weer eens een dagje achter de kassa van onze buurtkringloop. Dat doet ik graag. Iedereen die binnenkwam vroeg ik een mondkapje op te zetten. Ja, ik ben de beroerdste niet. Ik had zelfs een doosje voor mensen met de smoes “heb ik niet bij me”. En vrijwel iedereen deed het braaf op. Niemand op de voorgeschreven manier, veel neuzen staken boven het masker uit. Best grappig, van die grote kokkerds als vleesgeworden ventilatieschachten waar alle lucht ongezuiverd in en uit stroomt.

Dan laat ik nog maar buiten beschouwing dat vrijwel niemand erin slaagt om zo’n flapje op te zetten door alleen de elastiekjes met de vingers aan te raken. Die eerst 20 seconden met water en zeep gewassen moeten zijn. Waar?? Leg dat maar eens uit aan de doorsnee klant. Verspilde energie.

Gemopper? Amper. Weigeraars overtuigde ik heel eenvoudig met: “Ik geloof ook niet dat het veel helpt, maar andere klanten voelen zich veiliger als u het draagt”. Zondermeer werden de monden en soms neuzen bedekt. Want baat het niet, dan schaadt het niet. De meeste mensen deugen.

Tevreden? Mwa. Het schaadt namelijk wel degelijk: je kunt elkaars gezichten niet meer lezen. Elke emotie wordt uitgegumd. Het was stiller dan anders in de winkel, gesprekken werden amper gevoerd. Sommige mensen liepen als zombies rond. Overal zie je nu ogen boven een doekje, maar of die ogen vrolijkheid of angst uitstralen is moeilijk te zeggen. Het oogt vooral als achterdocht.

Omdat de kassavrijwilliger ook de muzak bedient, zette ik uit arren moede maar extra vrolijke muziek op, volume wat hoger dan normaal. Want het niet kunnen lezen van elkaars emotie: was dat niet ooit de reden om tot een boerkaverbod te komen?

En het versterkt sociaal isolement. Juist in buurtwinkels, zoals de onze, vinden de terloopse kletspraatjes plaats. Die vallen stil. Voor ouderen voor wie dat dagelijkse loopje naar een winkel vaak het enige, echte contact met anderen is, pakt zo’n maatregel dan weer slecht uit. Wegen de baten op tegen de kosten? Ik weet het niet, maar die discussie mag nu even niet gevoerd worden om de eenheid te bewaren. We zijn even samen een soort zwarte kousenkerk geworden: offers brengen om het virus te behagen.

En Van Dissel: die loopt nu het risico op excommunicatie. Zo gaat dat met totalitaire geloofsdoctrines.

Zwenken en draaien

Deze crisis is een superversnelde film van hoe democratie werkt. Heel directe democratie: mensen stemmen nu met hun voeten, met hun gedrag. Links, en dan weer naar rechts. Als een soort spreeuwenwolk. In normale tijden doen we dat met een rood potlood. Maar ook dan op basis van emotie, intuïtie, beeldvorming, ook al houden lijsttrekkers rationele betogen alsof het besturen van een spreeuwenwolk wiskunde is. Veel wetenschappelijk onderzoek doet uitspraken over effecten van beleid. Maar dat leidt niet één-op-één tot betere maatregelen. Populisten hoeven maar één nep-roofvogeltje los te laten en de halve spreeuwenwolk zwenkt naar rechts. Kijk even: https://www.youtube.com/watch?v=V_rWBHau6JA.  

Een spreeuwenpremier zou kunnen roepen: “Allemaal rechtdoor vliegen, want wat we ook doen, één van ons gaat eraan.” Maar er is geen spreeuwenpremier. Spreeuwen kennen maar enkele simpele gedragsregels: vlieg niet aan de buitenkant, en vlucht weg bij gevaar. Zo golft onze samenleving nu ook min of meer. Rutte geeft wel een richting aan, maar zijn voorstellen worden alleen overgenomen door ons spreeuwen als er draagvlak is. Zie hoe het liep met openhouden van de scholen: geen draagvlak, dus toch dicht. En elke cultuur kent een fijnregeling waardoor die golfbewegingen overal net wat anders zijn. Trump kon nog zo hard ontkennen dat er een probleem was: de Amerikanen zijn ook spreeuwen en Trump kan alleen maar meegolven om gezichtsverlies te voorkomen. Hij is nu een beetje de spreeuw die toevallig voorop vliegt en denkt dat de rest hem volgt.

Om die reden ben ik eenvoudig als spreeuw pragmatisch bezig om de groep die door ons spreeuwengedrag aan het kortste eind trekt een handje te helpen: koffie schenken voor de daklozen die geen voordeur hebben om achter te schuilen. Dat deden we overigens al jaren. Nu in een lege kerk: veel ruimte daar, dus met die anderhalve meter zit het wel goed.

Ik raakte er aan de praat met bezoeker M., over zijn ideale wereld. Stap voor stap ontvouwde hij een utopisch vergezicht voor me: “Met een basisinkomen voor iedereen. De helft van nu, dat is echt ruim genoeg”, en iedereen in een huurwoning: “En dan is 20 vierkante meter voldoende”. En in een heel compacte stad. Niet in van die flats zoals in Hongkong, maar in woonblokken zoals in Parijs, zonder die binnentuinen zoals in Amsterdam, want dat is echt ruimteverspilling, zeven hoog zonder lift. “Dan krijg je heel compacte steden, en hou je meer groene ruimte rondom de steden over.” Hij had het ook helemaal doorgerekend. Inclusief verkeerssystemen en gratis gezondheidszorg. “Maar dan niet meer dan drie ingrepen per jaar, moet je maar gezond leven.” Hij geloofde er heilig in. Ik kreeg visioenen van Noord-Korea.

Enkele dagen na mijn gesprekje met M. zag ik ineens een link tussen de wereld volgens M. en de manier van denken van Ira Helsloot, hoogleraar Besturen van Veiligheid. Hij legde uit – ik parafraseer – dat het veel slimmer was om de economie niet plat te leggen en de doden op de koop toe te nemen. Het ging immers toch vooral om hoogbejaarden. Per saldo zouden we dan na verloop van tijd meer gezondheidsjaren hebben omdat een economische crisis leidt tot werkeloosheid, slechtere gezondheidszorg en zo voorts. Valt geen speld tussen te krijgen. Maar toch voelde het ongemakkelijk. Tot ik begreep dat deze bestuurskundige het gedrag van een spreeuwenwolk in een open samenleving als de onze niet begrijpt. Net als M. Dat is misschien onthutsend, voor een bestuurskundige, maar waar we bij M. onze schouders ophalen, krijgt Helsloot alle ruimte op tv. Waar Jort Kelder hem na wauwelt. En hup, daar gaan een paar spreeuwen toch weer een andere kant op.

En wat dan nog, zou je denken. Welnu, dat zwenken en draaien als een spreeuwenwolk is dus onze manier om met een crisis om te gaan. Stel je de coronacrisis nu eens voor als generale repetitie van wat ons te wachten staat als de volgende, veel langzamere, maar veel ingrijpender kladderadatsch zich voltrekt: het smelten van het ijs op Groenland en daarna Antarctica. Komen we dan ook pas in actie als de eerste golven over de duinen en dijken de polders inlopen? En zwenken we dan ook van links naar rechts? Ik mag hopen van niet. Laten we na afloop van de coronacrisis ten eerste niet alle remmen loslaten om alle uitgestelde consumptie in te halen met dito productie van zooi waar we prima zonder kunnen, ten koste van een enorme extra uitstoot van broeikasgassen. Maar ten tweede toch wat minder zwenkend en draaiend die finale crisis proberen te voorkomen.

En daar kunnen we nu al mee beginnen: door de sociale samenhang die we in korte tijd hebben bereikt vasthouden. Onderzoekers, daar heb je ze weer, signaleren nu al dat vriendschappen zich verdiept hebben. Want mensen hebben mensen nodig. Misschien beleven we daar uiteindelijk meer voldoening aan dan aan het rond de wereld vliegen en ons huizen vol spullen stouwen. Dus méér socializen, dat leidt mogelijk meteen tot minder behoefte aan consumeren. Dus méér van het een, zonder het gevoel dat je iets móet laten. Dat gaat het vanzelf. Sober leven met rijker resultaat. En kunnen we het vileine keeping up with the Joneses, uitgebuit door slimme marketeers vanaf de jaren vijftig om de individuele consumptie aan te jagen, ook bij het groot vuil dumpen, naast de rest van alles wat we de afgelopen weken het huis uit gedragen hebben.

Ontmaskeren

Je neemt een vel papier, vouwt het in de lengte door de helft. Daarna vouw je het weer open zodat je een mooie strakke lijn hebt. Dan vouw je elke helft om door de hoekpunt tot die lijn om te vouwen. Je hebt dan al een beetje een pijl met twee omgevouwen hoeken. Dan draai je het geheel om en vouw je nog een keer elke helft om. Dan krijg je een heel scherp punt. Dat pak je dan op, houdt de twee helften met de mooie straaljagervleugels tegen elkaar en werp je het weg. Met wat geluk zeilt het een al gauw een meter of vijf weg.

Onlangs las ik in een boekje een antwoord op de intrigerende vraag: vouwden we al vliegtuigjes van papier voor er echte vliegtuigen waren? Vast wel, toch? De Chinezen hadden al heel lang vliegers. En blaadjes papier zweven sowieso langzaam naar de grond als je ze los laat. Dus ligt het voor de hand om dat zweven te willen verlengen. En mythes over vliegen bestonden ook al heel lang: denk aan Icarus.
Maar aan de andere kant: als we al vliegtuigjes konden vouwen, waarom is dan niemand eerder op het idee gekomen om een grotere versie te maken? Dan hadden we al veel eerder zweefvliegtuigen moeten kennen. Niet dus. Hoe we moesten zweven wisten we voor de gebroeders Wright niet. Otto Lilienthal, een Duitser, was hun inspiratiebron. Die zweefde 25 meter van een heuvel af. Tot het mis ging. Hij ging iets te hoog en veil erg ongelukkig. Daar overleed hij aan.

Het was dus een kwestie van stomweg heel veel proberen. En goed bijhouden bij wat werkte. Er is een filmpje uit de tijd van Lilienthal en de Wrights van een kleermaker in Parijs die met een vleugelconstructie van de Eiffeltoren afduikt. Niet eerste even van een hoge trap, meteen voor het echie. Als een baksteen. We wisten het echt niet. Zweven, vliegen paste niet in ons denkraam.

Daar kan ik mij eindeloos over verwonderen. Na honderdduizend jaar evolutie heeft de mens pas onlangs ontdekt dat hij iets kan laten zweven. Dus ook zichzelf. Nu zweven elk weekend met een stevige bries uit het westen de parazeilers boven de duinen. En kan elk schoolkind een papieren vliegtuigje vouwen. Wij zetten nu een satelliet op een komeet op onmetelijke afstand van de aarde. Daar had Lilienthal geen moment over gedacht, zelfs de sciencefictionschrijver Jules Verne uit die tijd kwam niet verder dan een reis naar de maan. Kometen kenden we vast wel, maar dan hooguit als kleine objecten van onbekende samenstelling in een langgerekte baan om de zon.

En dan komt de vraag op: hoe ging dat in de hoofden van die eerste zwevers. Hoe kwam het dat Lilienthal de grens van het ondenkbare doorbrak? Hij was ingenieur. Dus niet behept met allerlei religieuze of mythische remmingen. Vogels waren zijn inspiratiebron. En niets hield hem tegen om de het geheim van de vogelvlucht te ontrafelen. Waarbij hij zich al snel concentreerde op de vleugel, en minder op de beweging van de vleugels. Daar ging die kleermaker de mist in. Die had bewegende vleugels gemaakt.

Moderne mensen geloven niet meer in sprookjes, zij willen gewoon weten hoe dingen in elkaar zitten en zijn er van overtuigd dat er geen andere dan natuurkrachten in het spel zijn bij alles wat we kunnen waarnemen. We nemen niets meer voor lief. Geen god, geen autoriteit, kan ons ervan weerhouden de waarheid te zoeken. Dat is de geestesgesteldheid waar Lilienthal en de broers Wright over beschikten.

Het is niet gek om die lijn door te trekken naar andere terreinen waar wat te ontdekken valt. Journalisten opereren vanuit een zelfde vertrekpunt als onderzoekers. De journalistiek komt niet voor niets voort uit de techniek: de boekdrukkunst. Toen het eenmaal mogelijk was om snel in grote oplagen teksten te reproduceren, ontstond als vanzelf de beweging om naast bijbels, boeken en liederen teksten te drukken over actuele kwesties en die aan de man te brengen. Zelfs advertenties ontstonden vrijwel tegelijkertijd als kostendekking.

En omdat met kranten geld verdiend kon worden, lezers waren ook nieuwsgierig, ontstonden er in de loop van enkele eeuwen grote krantenindustrieën. Ook hier was het hek van de dam nadat eenmaal de horde van de snelle reproductie door druktechniek was genomen. De verbeelding van Gutenberg om kleine letterstempeltjes te maken en die samen te stellen tot woorden, regels en pagina’s veroorzaakte een domino-effect een ontwikkelingen. Met complete revoluties tot gevolg.

En dat is dan wel weer fascinerend: technische verbeelding leidt tot technische revoluties, maar ook tot sociale revoluties. Kennis komt beschikbaar en veroorzaakt complete aardverschuivingen als bevolkingsgroepen als het ware tot zelfinzicht komen. De boekdrukkunst leidde tot kerkscheuringen omdat mensen nu zelf de bijbel konden lezen.
Zonder boekdrukkunst was de evolutieleer nooit tot wasdom gekomen, en was Darwin onbekend gebleven. Zonder boekdrukkunst waren er geen sociale revoluties geweest omdat arbeiders niet de geschriften van Marx en Engels hadden kunnen lezen. Nou ja, hun voormannen dan, die gestudeerd hadden. Hoe dan ook: kennisrevoluties hebben gemeen dat ze de autoriteit ontmaskeren. God, of zijn vertegenwoordiger op aarde. De burgemeester, de notabele, de directeur, de dokter.

Het gekke is dat we de laatste tijd een soort herstel zien van autoriteit. Jonge mannen gaan weer baarden dragen alsof ze negentiende eeuwse regenten zijn. Het driedelig kostuum zie je weer vaker. De regenteske toon hoor je weer geregeld. Ivo Opstelten had er patent op. Maar Louise Gunning, voorzitter van de raad van bestuur van de UvA, sloeg een opvallend regenteske toon aan bij de bezetting van de universiteitsgebouwen. In veertig jaar niets geleerd blijkbaar.

Edith Schippers veronderstelt nu een complot tegen de VVD. En de bezem moet door het ministerie van Justitie omdat de ambtenaren informatie hebben gevonden en naar buiten hebben gebracht die schadelijk was voor de minister. Zij beseft blijkbaar niet dat de tijd de andere kant op gaat: met de Verlichting is de geest uit de fles gehaald; wat verborgen was, moet in het licht komen.

Er is vier honderd jaar geleden een beweging in gang gezet om zonder aanziens des persoon te onderzoeken hoe zaken in elkaar zitten. Daar komen grote zaken uit voort als rocket science, maar ook het mechanisme dat journalisten alles op alles zetten om wat regenten verborgen willen houden, ook al is het een bonnetje, te achterhalen en te onthullen.

Het grote complot van Edith Schippers is de moderniteit die juist wat achtergehouden wordt boven water wil halen. Dat is geen gecontroleerde aanval op de VVD, maar een gevolg van het nieuwe regentendom waar mensen denken dat ze elkaar in de achterkamertjes de baantjes en opdrachten kunnen toeschuiven. Het complot tegen de VVD is het samenhokken van de opportunisten die denken dat ze dat het bestuurderspluche kunnen gebruiken voor eigen gewin. Zij strijdt tegen haar spiegelbeeld.