Categorie archief: Samenleving

De zegeningen van artikel 23, deel 3 (slot)

Voorgaande weken ging ik dieper in op de splijtzwam die artikel 23 van de Grondwet is. Niet zozeer omdat orthodoxen van islamitische dan wel christelijke huize daardoor alle ruimte hebben voor hun type burgerschapsvorming. Dat zij daarmee hun kinderen meteen een fikse dosis anti-rechtstatelijk dan wel homofoob denken toegediend krijgen, klopt. Die ruimte hebben ze. Maar die zuilen zijn op het totaal tamelijk marginaal (waarmee ik de problemen voor de kinderen daarmee niet wil bagatelliseren). Artikel 23 biedt namelijk ook ruimte om nieuwe scholen te stichten op onderwijskundige grondslagen. Die noemen we ‘algemeen bijzonder’.

Voorbeelden van dat laatste zijn de Vrije Scholen en de Montessorischolen. Die kennen we al heel lang. De laatste jaren zijn veel meer nieuwe scholen gesticht op basis van onderwijskundige opvattingen. Ik noemde vorige week al de Steven Jobsscholen en Iederwijs. Scholen die op het lijf geschreven zijn van de seculiere hogere witte middenklasse. So far so good. Maar er is meer aan de hand. Want tegelijkertijd zie je vanuit die kringen een enorme weerstand tegen de CITO eindtoets: richtinggevend voor het schooladvies voor vervolgonderwijs. Het is al gelukt om de volgorde van de CITO-toets en advies van de leerkracht om te draaien. Dat is een heel belangrijke verandering. CITO komt nu ná het advies van de leerkracht. Dat biedt ruimte voor het betere ellenbogenwerk van ouders die de prestaties van hun kind omhoog praten. Dan is een lagere CITO vervelend, maar het advies blijft overeind. Geen probleem. Aan de andere kan tvan het spectru, gebeurt het omgekeerd. Wat als de CITO hoger uitvalt? Dan mogen ouders vragen het advies bij te stellen. Toch zijn er amper ouders die dat doen. Dat vergt namelijk nogal wat assertiviteit. Want je moet beschikken over voldoende lef om de leerkrachten, dat zijn immers de professionals, te weerspreken. Nogal een opgave voor laagopgeleide ouders.

Deze tendens is geen toeval, of gevolg van beleid op basis van onderzoek, integendeel, het komt voort uit een lobby van hoger opgeleide ouders die de objectieve toets willen omzeilen om hun kinderen toch naar een zo hoog mogelijk type school te krijgen. Het is een symptoom van de toenemende sociale tweedeling. Het welbegrepen eigen belang van de bovenliggende klasse bij eigen unieke onderwijsconcepten, of die nu wel of niet bewust andere leefstijlen afstoten, versterkt zo – via het onderwijs – de segregatie in de samenleving. Want praktisch alle ‘algemeen bijzondere scholen’ zijn hagelwit. Ook dat is geen toeval maar gevolg van elkaar uitsluitende leefstijlen. En dat trekt door in het onderscheid tussen hoger- en lager opgeleid. Want bij kinderen van hoogopgeleide ouders zien we veel overadvisering (advies ligt hoger dan CITO aangeeft). Ons basisonderwijs schift dus als zure melk waardoor kinderen van hoog- en laagopgeleide ouders nooit meer samen onderwijs volgen. Niet voor de basisschool, niet op de basisschool en niet na de basisschool. Kinderen die van huis uit minder meekrijgen, kunnen niet meer meeliften op het sociaal kapitaal van andere kinderen. En leerkrachten staan voor de opgave om een volle klas kinderen die van thuis geen of amper ondersteuning mee krijgen onderwijs te geven. ga er maar aan staan.

Al met al nemen de maatschappelijke kansen van kinderen van laagopgeleide ouders in onze zogenaamde meritocratie – waar je kennis en kunde bepalend zouden moeten zijn voor je maatschappelijke kansen – af. Die méritocratie is feitelijk failliet. Inkomen en opleiding van ouders bepalen die kansen, of het ontbreken daarvan. Kinderen van laagopgeleide ouders stromen naar vmbo en kinderen van hoogopgeleide ouders naar vwo. Kinderen van mbo’ers gaan naar mbo. Etcetera.

En we winden er doekje voor het bloeden om door niet langer te spreken over lager– en hoger opgeleid maar van praktisch en theoretisch opgeleid. Want “je hoeft je helemaal niet te schamen voor een beroepsopleiding”. Nee, dat hoeft ook niet, sterker nog: we hebben goed opgeleide ambachtslieden hard nodig, maar feit is wel dat theoretisch opgeleiden toch substantieel meer verdienen later. Het onderwijs is al lang niet meer de emanciperende springplank, juist voor wie van huis uit minder meekrijgt. De actuele documentaire Klassen toont dat scherp aan.

Leefstijl, en opleiding, is dus meer dan ooit bepalend voor de schoolkeuze. Ouders kiezen met de voeten, voor een school waar ze zich thuis voelen. Voor elke smaak wat wils. De optelsom van deze ontwikkelingen, door enkele publicisten nog geprezen als het fundament onder onze pluralistische samenleving, is dat kinderen van verschillende leefstijlen elkaar nooit ontmoeten, zoals dat bij mijn kinderen twintig jaar geleden op de gemengde buurtschool nog wel het geval was. Terwijl al die leerlingen in de nabije toekomst de burgers zijn van onze steden die de samenleving moeten dragen.

Artikel 23 is dan ook bij uitstek een katalysator voor het ontstaan van bubbles: voor de toekomst van onze steden een veel grotere splijtzwam dan de vrijheid van burgerschapsvorming binnen de refo- en islamitische zuil. Politici die met veel ketelmuziek focussen op dat – relatief kleine – effect, zien het veel grotere effect over het hoofd. Sterker: ik denk dat ze liever de andere kant opkijken dan dat segregerende effect te onderkennen. Immers: het zijn hun eigen achterbannen die deze onverwachte voordelen van artikel 23 hebben ontdekt en in toenemende mate omarmen.

De orthodoxen kunnen de toekomst dan ook met een gerust hart tegemoet zien. Van links tot rechts is niemand gebaat bij afschaffing van artikel 23 naarmate onderwijsconcepten steeds gemakkelijker als grondslag voor het stichten van scholen ingezet kunnen worden. Met dank aan Abraham Kuyper, niet voor niets wel de eerste populistische politicus genoemd die toen al heel knap al polderend de rijksfinanciering voor christelijke scholen binnen harkte in ruil voor het vrouwenkiesrecht.

De zegeningen van artikel 23 deel 2

Vorige week eindigde ik met de vraag of artikel 23 niet juist het fundament is onder pluralistische samenleving in plaats van een steen des aanstoots. Deze week zoom ik in op de praktijk om volgende week een conclusie te trekken.

Het onderwijs is een markt geworden. De islamitische zuil groeit als kool, niet anders dan vanuit de zorg voor de ziel van de eigen jeugd zoals honderd jaar geleden de christelijke partijen dat beleefden. Dat blijft niet zonder gevolgen voor de rest van het veld. De koek voor de andere schoolbesturen wordt kleiner: er vindt onuitgesproken een stevige concurrentieslag plaats.

Ook tussen de traditionele schoolbesturen onderling, want waar schaarste is, heerst strijd. De pepernoten worden in de grote steden ondanks de secularisering nog steeds grotendeels verdeeld tussen de klassieke zuilen openbaar, christelijk en katholiek. Niet omdat de ouders op het moment van schoolkeuze een plotselinge ingeving krijgen vanuit hun eigen geloofsovertuiging, maar omdat die christelijke en katholieke scholen in de dagelijkse praktijk mee bewogen met de samenleving en als het ware van kleur zijn verschoten. Ze zijn in de praktijk min of meer ‘algemeen’ geworden. De christelijke of katholieke herkomst is een flinterdun fineerlaagje.

Dus traditionele zuilen krijgen bij het verdelen van de nieuwbouwplannen scholen toegeschoven op basis van ‘belangstellingspercentages’: hoeveel leerlingen ze naar verhouding van het totaal nu hebben en wat mogen ze dan verwachten in de toekomst. De geloofsovertuiging van de ouders speelt geen enkele rol. Dus zijn de oorspronkelijk christelijke en katholieke schoolbesturen nog steeds zeer omvangrijk in een grotendeels ongelovige vijver. Niets mis mee. Ze geven onderwijs, dat is de hoofdzaak.  

Een deel van met name de hoogopgeleide, mondige ouders ervaren die kleurloosheid – net als die van het openbaar onderwijs – als te weinig onderscheidend, ze willen hun kinderen opvoeden conform hun eigen leefstijl. Montessori en Vrije School doen het dan ook goed. Maar er zijn nogal wat ouders die iets uniekers willen, iets dat meer onderscheidend is. Zo ontstaan er nieuwe initiatieven om scholen te stichten conform die leefstijl, geschraagd door een bijpassende pedagogiek. Daardoor ligt het veld open voor een strijd om de gunst van de ouders.

De concurrentiestrijd wordt in de seculiere hoek vooral gestreden met “volledig vernieuwd” of “nieuwe formule”. Naast de klassieke onderwijsconcepten zoals de Vrije Scholen en Montessori, ontstaan i-pad scholen (“Steve Jobsscholen”) of scholen waar de leerlingen zelf hun programma bedenken en de leerkrachten de rol van begeleider hebben. Een voorbeeld is Iederwijs. Aantrekkelijk voor wit-hoogopgeleid, dus precies het spiegelbeeld van de groei van de islamitische zuil.

Het is boeiend om te zien dat de leefstijl leidend is voor de vorm en inhoud van het onderwijs aan beide kanten van het spectrum. Over kwaliteit kunnen we kort zijn: de overtuiging is dat die kwaliteit onlosmakelijk voortkomt uit de op identiteit gebaseerde vorm en inhoud. Intrinsiek is dan ook de weerstand vanuit de nieuwe stromingen tegen de objectieve meting van kwaliteit door de jaarlijkse CITO-toets groot. Juist dit instrument, dat de subjectieve vooringenomenheid van het schooladvies compenseert dat vooral kinderen van laagopgeleide ouders treft, krijgt door die aanhoudende kritiek steeds minder waarde. Waar tot 2016 éérst de CITO-toets plaatsvond als richtinggevend voor het schooladvies, is dat onder druk van liberale krachten (lees: hogeropgeleiden) omgekeerd. Eerst het schooladvies, daarna de CITO. Mosterd na de maaltijd.

Alleen hoger opgeleide en mondige ouders ondernemen stappen om op basis van een hogere CITO het schooladvies te laten bijstellen. Laagopgeleide ouders realiseren zich doorgaans die optie niet. Ten eerste is onderadvisering van kinderen van laagopgeleide ouders al decennia aangetoond door degelijk wetenschappelijk onderzoek. Ten tweede verweren die ouders zich niet tegen dat te lage advies. Wat je kon verwachten gebeurt dan ook: waar eerst 33% van de kinderen van laagopgeleide ouders een VMBO-advies kreeg, is dat nu 44% (Parool 30-11-2020). Goh, hoe kan dat nou?

Volgende week het slot.

De zegeningen van artikel 23

Enige weken geleden was er ophef over artikel 23 van de Grondwet, dat van die vrijheid van onderwijs. De commotie werd veroorzaakt door één aspect, namelijk de januskop van dit artikel als het gaat om burgerschapsvorming. Het borgt de vrijheid om scholen te stichten op basis van identiteit, op kosten van de belastingbetaler. En het vrijwaart deze scholen van overheidsbemoeienis waar het gaat over burgerschaps-vorming. Over dat laatste is alle heisa. Die is inmiddels wel weer gaan liggen, want de kinderopvangtoeslagen en de fratsen van Thierry Baudet hebben alle ophefenergie weer al naar zich toegetrokken. Ik voorspel: de effecten daarvan voelen we over twintig jaar niet meer. Die van artikel 23 nog wel. Daarom even een terugblik (hieronder) en een vooruitblik (volgende week).

Aanleiding voor de ophef was nasleep van de moord op de leerkracht Paty in Frankrijk door een moslimterrorist. In  ons land bleek een leerkracht te hebben moeten onderduiken vanwege een spotprent op het prikbord in zijn lokaal. Die er overigens al vijf jaar hing, maar was nu ontdekt door leerlingen die zich plots gekrenkt voelden en via social media de zaak flink opzweepten. Tegelijkertijd ontstond er een discussie over de vraag of je dat soort cartoons in je lessen zou moeten willen laten zien. Gefundenes Fressen voor moslimbashers: er werd voorgesteld om cartoonlessen voor te schrijven, een soort lessen in leren incasseren. Dat lokte uiteraard onmiddellijk een tegenreactie uit. De islamitische schoolbesturen beriepen zich op hun autonomie als het gaat om de invulling van de lessen en om dergelijke cartoons te weren.

Oei, nog meer opwinding! Want het mocht toch niet zo zijn dat schoolbesturen leerkrachten kunnen verbieden om een cartoon te laten zien die de spot drijft met de islam of de profeet? Wat toen gebeurde was bijna vermakelijk. Arie Slob wilde als een schoolmeester toen de essentie van artikel 23 uitleggen. Tot zijn verrassing ontplofte dat toen bleek hoezeer men ‘in eigen huis’ ook geen schone handen heeft. Er vond bij orthodox christelijke scholen aan de poort selectie plaats op basis van identiteit. Ouders van zogenaamde refoscholen, de eigen achterban van Slob, moeten vooraf zwart op wit homoseksualiteit afwijzen.

Slob kwam klem te zitten: aan de ene kant de moslims de les lezen maar goedpraten dat de refo’s die verklaringen vroegen. Wilde men het islamitisch onderwijs aanpakken, dat zich voor het stichten van scholen op datzelfde grondwetartikel baseert als de refo’s, dan moesten die laatsten ook inbinden. Het gespartel van de christelijk orthodoxen en hun bondgenoten was bijna pijnlijk om te zien.

Oplossing: dergelijke verklaringen mogen niet meer gevraagd worden en deze scholen mochten geen drempels voor inschrijvingen van andersdenkenden opwerpen. Ook weer opgelost. Klopje op de schouder voor het liberaal en progressief smaldeel in de Tweede Kamer. Alsof ouders die niet van zwarte kousenhuize zijn überhaupt hun kinderen naar zo’n school zouden willen sturen. Hoe dan ook: deze ketelmuziek zal met de regelmaat van de klok blijven klinken. Want ondanks het betuttelende pleidooi voor verdere terughoudendheid omdat blijvende veranderingen ‘van binnenuit moeten komen’ zal er een harde orthodoxe kern stand houden. Met succes, want artikel 23 heeft juist alle toekomst.  

Dat zit zo: een school sticht je voor generaties, niet voor tien jaar of zo. Dat is het hele idee. Het is niet toevallig dat de seculieren, die nu de orthodoxen op de knieën willen dwingen, op basis van dat gewraakte artikel zélf nieuwe onderwijsconcepten ontwikkelen en scholen te stichten. Want menigeen denkt dat die vrijheid van onderwijs verwijst naar het christelijk onderwijs, het was immers Abraham Kuyper die de gelijkberechtiging in 1917 aan de liberalen ontfutselde tegen instemming met het passief kiesrecht voor vrouwen. Maar ook de Montessorianen en de Steinerianen – van de Vrije School – beroepen zich ook al sinds jaar en dag met succes op artikel 23.

De laatste jaren ontstaat dan ook een zekere wildgroei aan nieuwe pedagogische concepten op basis waarvan men nieuwe scholen sticht. De pluralistische samenleving in volle glorie, vooral in de grote steden waar in elke leefstijl wel voldoende klanten voor een unieke, vernieuwende pedagogiek te porren zijn. Mooi toch?

Volgende week verder

Winnen en verliezen, een ijzersterk koppel

Biden heeft gewonnen. Zijn aanhangers stonden op de banken. De aanhangers van Trump reageerden vol ongeloof, hadden het over fraude. De overwinning werd hen ontstolen.

Hoewel de VS voor ons ver weg zijn, zat ook ik halve nachten op om die strijd te volgen. Natuurlijk heeft die uitslag effect op ons bestaan. De Brexit gaat nu een andere kant op, Boris Johnson heeft nu geen grote broer meer die hem helpt aan een voordelige handelsdeal. En misschien kunnen we de temperatuur op onze planeet iets langzamer laten stijgen als de VS weer toetreden tot het klimaatakkoord. En kan Joe Biden wat olie gooien op de golven van overkokende islamkrenking. Kortom, een ouwe vos met veel politieke ervaring die het pappen en nathouden als geen ander beheerst, is misschien wel de juiste man op de juiste plek. Zonder dat we ons verder veel illusies moeten maken over zijn sociaal-economisch program.

Maar dan nog, het is toch vreemd dat ik met zoveel andere Nederlanders het nieuws van minuut tot minuut volgde alsof het onze eigen president is. Terwijl ik dit schrijf op zaterdagavond rond tien uur hoor ik zelfs vuurwerk afsteken. Een blijk van opluchting om verlost te zijn van de schaamteloosheid van de machtigste politicus ter wereld? Het deed pijn om te zien hoe een ooit machtig land dat ons in cultureel opzicht veel bracht – ik noem als willekeurig voorbeeld Bob Dylan – zo implodeert. De grofheid en botheid en leugenachtigheid zijn zo buitenproportioneel dat ze niet te beschrijven, niet te bevatten zijn. Hiermee verloor de VS zijn etiket als beschaafd land. Dus zijn wij blij met Biden, vanwege de culturele band die wij met de VS voelen en de hoop dat hij verder verval kan stoppen.

Terwijl dat zo omging in mijn hoofd zag ik een aaneenrijging van beelden van het gejuich van de Democraten en het ongeloof en woede van de Republikeinen. De vreugde van de New Yorkers was erg aanstekelijk. Het chagrijn van een Rudy Guliani, die zich laat kennen als hielenlikkende ritselaar van Trump, was als een genant démasqué. Ooit burgemeester van New York, toch een respectabel ambt, maar nu – ongetwijfeld tegen beter weten in – volhardend in beweringen over bedrog. De zoon van Trump die de term ‘oorlog’ gebruikte.

Langzaam drong de parallel met sport zich steeds sterker op. Ik zag mensen die met hart en ziel fan waren van een partij zoals we dat zien voetbal. Ik zag bij de Trumpfans het verdriet van fans nadat hun cluppie is afgedroogd door een onderschatte tegenstander.

Wat dat vooral laat zien, is dat een tweekamp een helder en begrijpelijk concept is. Veel sporten bestaan uit competities van tweestrijd: alle teamsporten en alle één-op-één gevechten. Daar tegenover staan sporten waar je kunt meten wie de beste is: snelheid, gewicht, afstand. Een race van individuën tegen elkaar, of tegen de klok. Dat levert weliswaar ook spektakel op, maar de fans van Tom Dumoulin en Primoz Roglic zijn géén tegenstanders van elkaar. Zij hopen dat hun ‘eigen’ renner wint, maar onderlinge strijd tussen fans, met veldslagen tussen hooligans, zijn bij die sporten volstrekt ondenkbaar. Blijkbaar maken tweekampen bij mensen méér emoties in ons wakker dan een race. Doet het een appèl op de emoties van de stammenstrijd. Het biedt niet alleen de mogelijkheid om je te identificeren met de eigen ploeg, het maakt het ook mogelijk om je af te zetten tegen de anderen. Je bent geen toeschouwer, geen fan, maar onderdeel van de strijd. De eigen partij bestaat per definitie uit te ‘goeden’ en de tegenstander dús uit de ‘slechten’. We gaan ons zelf daardoor beter voelen bij winst.

Het zou de moeite waard zijn om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen de bloei van de tweekampen in de sport en de toename van polarisatie in samenlevingen. Misschien is voetbal niet die goedaardige vervanger, met onschuldige middelen, van oorlog zoals wel verondersteld, maar een voedingsbodem, een frame voor gepolariseerd denken en reduceert het elk conflict tot een overzichtelijke tweekamp. Het biedt een houvast in een wereld die steeds complexer en onoverzichtelijker wordt. Zo raakt de politiek ‘besmet’ door het concept van de tweekamp. Een verkiezingsstrijd waar twee kemphanen alle aandacht naar zich toetrekken is aantrekkelijk. Pechtold en Wilders hadden elkaar nodig als ‘vijand’ om zichzelf te profileren. Ze wonnen beiden door die strijd. Het gedrag van aanhangers van twee politieke tegenstanders is identiek aan die van fans van voetbalclubs. De wereld teruggebracht tot vóór of tégen, rood of wit, 010 of 020. En van een andere orde: zwart of wit.

Wat zegt dat over de kansen van Joe Biden om de polarisatie terug te dringen? Ik heb daar een hard hoofd in. Om de bijl na een tweekamp te begraven moeten beide partijen beschikken over een flinke dosis beschaving en zelfrelativeringsvermogen. Als één van de partijen daar niet toe in staat is, duurt de polarisatie voort. Wat zou er voor nodig zijn om hardcore Ajax- en Feyenoordfans bij elkaar te krijgen? Alleen al de vraag stellen maakt duidelijk dat het een onzinvraag is, want zonder de polarisatie bestaat de tweekamp niet meer. Game over. Ik ken Rotterdammers die het Ajax vorig jaar niet gunden dat ze de halve finale van de Champions League zouden winnen. Die mij juichende mails stuurden nadat Ajax verloren had. Omdat die tweestrijd an sich onderdeel is van hun identiteit als fan. Wat moet iemand die 100% 010 is zonder 020?

Als de tweekamp het universele model wordt waarlangs conflicten in de wereld en in de samenleving opgelost worden, dan staat ons nog heel veel polarisatie te wachten. Zal de hitte van de strijd toenemen, en zal elk item geïdentificeerd worden als issue waar de ene partij voor is en de andere tegen. Daardoor krijg je clusters van standpunten die inhoudelijk niets met elkaar te maken hebben maar door polarisatie met elkaar verknoopt raken: klimaat, euthanasie, abortus, wapenbezit, strafmaat, racisme, Zwarte Piet, vlees eten, gender, autorijden. Handig, want als de ander vóór Zwarte Piet, ben ik tegen. Dat ontslaat mij van de noodzaak om zelf na te denken: want ik ben tegen waar de ander voor is en omgekeerd.

Wat te doen? In een hoekje wachten tot het over is? Telefoon uit en wandelen door de natuur, vogels spotten? Voor je het weet verzeil je in een strijd voor of tegen Schotse hooglanders. En ook de halsbandparkiet en de Nijlgans werpen al behoorlijk wat discussiestof op. Ik ga even uitzoeken wie voor of tegen deze exoten is en wat zijn overige standpunten zijn alvorens ik mijn standpunt bepaal. Scheelt een hoop nadenken.

Onzeker weten (Spreeuwenwolk III)

Vorige week schamperde ik hier nog over het geloof in het mondkapje. De zeer deskundige en aardige Roel Coutinho zette ik weg als een “ietsist”. Het probleem waar ik tegenaan loop, en met mij pakweg minstens 98% van de Nederlanders, is dat ik zelf géén wetenschapper ben, én echte wetenschappers heel hoog heb zitten. Die achting wordt ingegeven door mijn veronderstelling dat wetenschappers “het” weten.

Misverstand: wetenschappers trachten béter te begrijpen hoe de dingen in wereld om ons heen – en wij zelf – in elkaar zitten, vanuit het besef dat elk onderzoek weliswaar méér kennis oplevert, maar dat zéker weten uitgesloten is. Een beetje zoals Achilles in de paradox van Zeno nooit de schildpad kan inhalen. https://nl.wikipedia.org/wiki/Zeno%27s_paradoxen. De schildpad wil een kleine voorsprong. Telkens als Achilles op de plek aankomt waar schildpad was op het moment dat Achilles vertrok, is de schildpad weer iets verder. Als Achilles daar dan aankomt, is de schildpad wéér iets verder.

Dat wetenschappelijk weten feitelijk onzeker weten is, is voor onderzoekers geen openbaring, maar juist essentieel. Voor die gemiddeld 98 mensen om die ene wetenschapper heen verwarrend. Zo voer ik op Olie B. van Dissel. Als zo’n autoriteit mondkapjes onzin vindt, dan knoop ik dat in mijn oren. En draag ik geen mondkapje. Ik ben gekke Henkie niet. Ik stelde mij er bij voor dat virussen zo klein zijn als pakweg zuurstofmoleculen die vrij door tissues heen vliegen.

Misschien had Van Dissel er beter aan gedaan om wat slagen om de arm te houden. Niemand wordt geschaad als er mensen zijn die mondkapjes dragen. Waarom zou je dat ontmoedigen door zo beslist te stellen dat ze geen enkel effect hebben? Want dan ga je niet snel als gekke Henkie met zo’n mondkapje de straat op.

Het probleem: de kans is groot dat hij op zijn schreden terug moet keren. De laatste tijd komen steeds meer onderzoeken beschikbaar waaruit blijkt dat mondkapjes wel helpen: niet alleen om mensen te beschermen tegen besmetting door een onbewuste drager van het virus – dat was de stand van zaken van de vorige week nog – maar mogelijk óók helpen om de hoeveelheid ingeademde virussen te beperken. Dat is een direct voordeel voor de mondkapjesdrager zelf! Niet opgediept uit duistere internetkrochten, maar uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Het lijkt erop dat hoe minder virussen binnen komen, hoe minder ernstig de ziekte verloopt. Klinkt ook voor mijn lekenverstand niet onlogisch. Kortom, ik ben om.

Dat is fijn voor mij, en mijn omgeving, maar Van Dissel heeft inmiddels wel een probleem gecreëerd. Door zijn besliste, afwijzende toon, zonder voorbehouden, wordt het lastig om nu een draai te maken. Niet alleen vanwege dat mondkapje, maar ook de door het RIVM betwiste effectiviteit van hydroxychloroquine – door Trump de hemel in geprezen, waar we allen smakelijk om lachten – blijkt er toch wel te zijn: het vertraagt de ziekte bij behandeling in heel vroeg stadium.

De onontkoombare draai door het RIVM is een schot voor open doel voor Willem Engel cum suis. Groeiend inzicht is intrinsiek verbonden aan wetenschap, maar niét voor het overgrote deel van de burgers: voor hen is een wetenschapper die zijn mening bijstelt een draaikont. En dus onbetrouwbaar.

Geen goed uitgangspunt voor de nieuwe lockdown. Die oogt ingrijpend, maar dat is schijn. Het is een café-lockdown. Zonder enig perspectief wat er tijdens die sluiting nog aan extra gereedschap van stal wordt gehaald om de duur zo kort mogelijk te houden. De wettelijke draagplicht van mondkapjes?  “Gaan we uitzoeken”. Het beboeten van het negeren van quarantaine door besmettelijke personen? “Gaan we uitzoeken”. Meer en massaal testen? “Gaan we proberen.” Minder mensen bij kerkdiensten? “We gaan in overleg.”

Als perspectief ontbreekt, wordt volhouden – afstand houden, thuis werken – heel erg lastig. We hebben alleen nog houvast aan onze eigen wijsheid en fladderen alle kanten op zonder tot rust te kunnen komen. Dat is dodelijke vermoeiend.