Beeldtaal (1)

Ooit ben ik gaan nadenken over denken. Dat begint met denken over jezelf. Ergens in een mensenleven komt het moment van verwondering dat we kúnnen nadenken over ons zelf. Bij de een wat eerder dan bij de ander, en uiteraard bij sommigen nooit, maar beseffen dat je bestaat en dat het bestaan eindig is, althans het aardse bestaan, dat kwartje valt vroeg of laat. Sommigen laat het koud, anderen gaan tobben en enkelen gaan een to-do lijst maken. Tegenwoordig om ondoorgrondelijke redenen bucketlist genoemd.

Maar denken over je eigen denken is een verdiepingsslag daarop. Want het eigen denkproces proberen te doorgronden is een vreemde bezigheid. Het lijkt op proberen je achterhoofd te bekijken in de spiegel. Als je probeert je gedachtenstroom te bekijken, is de eerste vraag: denk ik in taal of in beeld? Dit stukje is in taal, maar dénken we ook in taal? Die vraag drong zich op na het lezen van het laatste boek van Frans de Waal. Dat gaat over denken bij dieren, of beter over “cognitie”. Kennen, weten. Hij schetst hoe dieren op hun manier waanzinnig intelligent kunnen zijn. Hoe kraaien ijzerdraadjes buigen om iets uit een holte te kunnen peuteren. Hoe olifanten in het droge Afrika weten waar drinkplekken zijn. Ook jaren later. Over denken bij mensen zijn we al een paar duizend jaar aan het denken.

Maar hoe werkt dat in olifantenhersenen? Ik vind dat fascinerende vragen. En die parkeer ik dus in mijn achterhoofd en af en toe plopt die vraag dan weer op. Mijn hersenen gaan bijna automatisch met die vraag aan de slag. Een soort achtergrondruis. (Is dat dan ook denken?) Zo viel mij op dat ik na soms ettelijke fietsloze weken mijn tweewieler in de stalling onder het stationsplein van Haarlem gemakkelijk kan terugvinden: maar pas als ik er ben. Ik kan niet, bijvoorbeeld thuis, aan anderen uitleggen waar hij staat.  Pas op het moment dat ik de stalling in loop, leiden mijn voeten mij als het ware zelf naar de fiets. Mijn lichaam, dus mijn hersenen, weten waar hij staat. De beelden van de ruimte triggeren de herinnering blijkbaar. Die beelden komen boven drijven en al lopend schuiven die live beelden over de beelden in mijn geheugen tot een match. “Dat is geen denken, dat is geheugen”, riposteerde een kennis. De vraag is of dat niet te gemakkelijk is.

Afgelopen zomer draaide ik in Frankrijk een straat in waar ik meende nog nooit te zijn geweest, tot beelden kwamen boven drijven die naarmate ik verder reed scherper werden tot ik alsof ik er gisteren nog was geweest de parkeerplaats achter de supermarkt opdraaide.

Zo moet het ook in de olifantenhersenen gaan. Onze willekeurige gedachtenstroom bestaat volgens mij uit beelden. Natuurlijk kunnen we nadenken in taal. Zodra we spreken, gebruiken we taal. De vraag is wanneer we tijdens ons denken overschakelen van beelden naar woorden. Onze taal is symbolisch. Bijna geen enkel woord in dit stukje is direct te linken aan de fysieke wereld om ons heen. Taal lijkt extreem abstract. Maar natuurlijk gaat taal wel over de wereld. Zelfs als hij er niet over gaat, zoals taal over god of goden. En is die abstracte taal een flinterdunne huid waaronder de wereld van beelden schuil gaat. Is onze taal als het ware geladen met beelden.

Bij het werk van ambachtslieden zie je hoe sterk die manier van “denken” is: zij hebben allerlei slimme trucs om maten over nemen. Een timmerman meet en rekent amper. Hij neemt letterlijk op een balkje een maat over, tekent dat weer af op een andere balk, gebruikt een blokje en een potlood om een hoek over te nemen. Daar komt geen rekenwerk aan te pas. Kleermakers trekken patronen over, spelden de zaak in elkaar en nemen hier en daar een naadje in tot het matcht met het beeld van hun klant. We puzzelen de beelden in elkaar. In ons denken over de wereld puzzelen we op dezelfde manier beelden in elkaar. Ons aangereikt in beelden, of in taal geladen door beelden.

Waarom mij dit zo bezighoudt? Ik denk dat er in dat denken in beelden een sleutel ligt hoe de opvattingen tot stand komen. Veel minder rationeel dan we veronderstellen. Als beelden het fundament zijn van ons denken, dan komt daar geen logisch redeneren aan te pas. Dan zoeken we naar overeenkomsten tussen verschijnselen op basis van hun voorkomen. Als Donald Trump sterk suggestieve beelden oproept, dan gaan toehoorders op zoek naar de overlap van die opgeroepen beelden met beelden in hun eigen leefomgeving. Als dat negatieve geladen suggesties zijn, zoals over criminaliteit van zwarten of Mexicanen, over grensmuren of lege fabrieken, dan kan een groepsoordeel in de publieke opinie snel gevormd zijn. Daar valt niet tegenop te redeneren met cijfers over statistieken of betogen over handelsverdragen. Cijfers en verdragsteksten roepen geen beelden op, zij matchen niet met beelden uit de leefwereld. Populisten roepen met taal sterke beelden op. Daar moet je dus andere sterke beelden tegenover zetten. Wetenschap, onderzoeken, kennis over de betrouwbaarheid van ons weten, kortom, de hele erfenis van de Verlichting, is paarlen voor de zwijnen.

Volgende maand verder. (In verband met drukke werkzaamheden ben ik van wekelijkse op maandelijkse blogs overgestapt.)