Wie-kent-kwis

wiekentkwisWillem Ruis, Ted de Braak, André van Duin, Mies Bouman, Ron Brandsteder. Aangesticht door Andere Tijden zwelgen we ineens in het jeugdsentiment van De Grote TV-shows. Fred Oster van de Wie-kent-kwis mocht bij Eva Jinek een boekje open doen. “De leukste kandidaten moesten natuurlijk winnen, en daar hielpen wij een handje bij”, verklaarde hij met een vrolijke maar autoritaire glimlach. We kregen te zien hoe dat ging: bij een spelletje waar een metalen ring over een gebogen buis moesten worden gehaald zonder hem aan te raken – anders ging een bel! – werd de stroom er doodleuk afgehaald door een technicus. Lachen was dat!

Fred Oster nuanceerde snel het onbehaaglijke gevoel of hier geen sprake was van fraude. “Wat waren die prijzen nou alles bij elkaar? Een stofzuiger, een kruimelveger. Mies mocht als eerste een auto weggeven. Het was een tweedehandsje, goed opgepoetst.” Weer hilariteit aan tafel: kandidaten die zich laten afschepen met een tweedehands Daf!

Ook bij Eva Jinek geen verontwaardiging, eerder een mix van vertedering en verbazing om dat tot mythische proporties gegroeide bordkartonnen zaterdagavondamusement. Maar waar soms wel 9 miljoen mensen naar keken. Kom daar vandaag nog eens om. Er werd een wereld getoverd waarin de kijker kon wegdromen. En elke week “gewone mensen” die aan een kwis mee mochten doen. Zodat de kijker zich daarmee kon vereenzelvigen.

De mooie mensen lachen wat af om het klootjesvolk. Zij ginnegappen om eenvoudige gasten die blij zijn met een stofzuiger. Zij halen trucs uit om de leuke kandidaten te laten winnen. Ik viel van mijn stoel. Zojuist nog even gegoogeld om na te gaan of ik de enige was. Veel verontwaardiging kan ik niet vinden. Het is erg lang geleden. Er zijn belangrijker kwesties. Opvallend was een oud bericht dat Fred Oster in 1976 de Televizier-ring niet had gekregen omdat er veel stemmen waren uitgebracht met een identiek handschrift. Manipulatie als onderdeel van de bedrijfsvoering. Een symptoom van een mentaliteit.

Inmiddels zijn we een fase verder: manipulatie 2.0. De Wie-kent-kwis is klein bier vergeleken bij de berichten over doorgestoken kaart in de sport: doping bij wielrennen en atletiek, matchfixing bij voetbal en tennis. En matchfixing is misschien wel klein bier vergeleken met de pogingen van ministers om de waarheid te ontwijken. Wat te denken van een minister die zonder blikken of blozen een rapport naar de Tweede Kamer stuurt dat voor 90% is zwartgelakt. Hij kwam er mee weg, nadat hij diep door het rituele stof was gegaan.

Is het gek dat de doorsnee burger afhaakt, cynisch wordt als de mooie mensen met de mooie banen, de miljonair sterspelers en de politieke gladpraters de waarheid naar hun hand zetten? Is het gek dat mensen hun eigen waarheid gaan componeren uit wat er langs komt uit de verschillende media? Om in rumoerige zaaltjes burgemeesters naar het hoofd te slingeren dat hij liegt omdat “op Facebook een ander verhaal staat”. Hilariteit achter de bestuurstafel.

Schrijnend. Het tekent niet alleen het onvermogen van burgers om gehoord te worden en hun onvermogen om waarheid en fictie van elkaar te onderscheiden, maar ook de arrogantie van de macht die niet begrijpt dat de burger geen houvast meer heeft. Als nu blijkt dat 40 jaar geleden de kijker al bij een tv-spelletje een rad voor ogen werd gedraaid, dan moet je niet van opkijken van leugenachtigheid bij gewichtiger kwesties. Er zijn stevige studies gedaan naar de oorzaken van complotdenken. Dat de media daar zelf een handje bij helpen kom je niet tegen.

We hebben geen dorpsomroeper meer, geen mogelijkheid om via de buren na te gaan of het nieuws in het lokale krant klopt. Wat de media brengen móet kloppen. Het publiek maakt daarbij geen onderscheid tussen nieuws, sport en spel. Wat we voorgeschoteld krijgen, moeten we kunnen vertrouwen. Dat moet de heilige graal zijn.

Niet alleen is sjoemelen met een kwis om de leukste kandidaten te laten winnen het begin van een hellend vlak, daarom ginnegappen tekent het onbegrip voor de kracht van het medium, het staat voor een mentaliteit van dédain van de Jineks voor het klootjesvolk. Ze had die Fred Oster ter plekke de oren moeten wassen in plaats van een amper hoorbaar glimlachend gemompeld “matchfixing avant la lettre.”

Natuurlijk zijn er zijn erger dingen in de wereld dan zo’n lullig tv-spelletje. Maar het zit mij dwars. Ben ik een doorgeslagen calvinist, zie ik spoken? Of zit de klad er zo diep in dat we het niet meer zien? Zit er een relatie tussen de arrogantie van Fred Oster, Eva Jinek en Ard van der Steur?

Ik ga er een weekje over nadenken. Wordt vervolgd.