Storm en haat

Zodra ik de toetsen van mijn laptop aan raak en de letters op het – digitale – papier verschijnen, loopt mijn witte beeldscherm als een nog lege, pas drooggemaleIMG_1254n polder langzaam vol. De stroom van woorden gaat zijn eigen weg, ik volg ze en probeer zij al associërend in het gareel te houden, maar de wind kan de golven nog alle kanten opsturen. Naar oost, naar west, heen en terug. De patronen van golven interfereren met elkaar tot nieuwe patronen. Maar hoe harder de wind uit één richting waait, hoe hoger de golven, hoe meer de buitenwereld mij één kant op dwingt, of ik wil of niet.

Zo liepen de krantenkolommen de afgelopen maanden vol met vluchtelingenleed. Letterlijk spoelden de golven van de zee lijken aan op de Zuid-Europese stranden om daarna als een vlek uit te vloeien over de ene na de andere krantenpagina. We raakten een beetje murw van die onophoudelijke stroom. Tot de foto van een verdronken peuter ons de adem benam. Bovenop de dijk van onze polder voelden we ons toch erg ongemakkelijk worden met dat dode kind in kleurig T-shirtje, spijkerbroekje en sportschoentjes in de vloedlijn. Wat als heel Syrië leeg liep?

De beelden van vluchtelingen mengden zich met beelden van boze burgers die schreeuwden om hogere dijken. Aangespoord door de boekhouders van de angst die burgers met zorgen over de instroom van nog meer, meer, meer moslims woorden inbliezen die voor de camera uitgesproken haat uitademden.

Tot die andere zaaiers van de angst toesloegen. Was er al verhoogde dijkbewaking vanwege de toevloed van vluchtelingen, de eerste doden in Parijs leiden acuut tot de hoogste staat van alarm. Ongelovig staarde ik op vrijdagavond naar de berichten op mijn smartphone: “Drie doden bij aanslag in Parijs”. Een uur later twintig, weer later zestig. Besef schoot tekort. Ongeloof kent geen vergrotende trap. Zaterdagochtend werd aan het ontbijt de balans opgemaakt. Meer dan 120 doden. De polder was volgestroomd met giftig troebel water. De dijk leek definitief doorgebroken. Hoe nu verder?

Nog dagen lang streek er zo nu en dan nog een stormvlaag over de volgestroomde polder. De televisie bracht de beelden direct binnen, kranten bevatten pagina na pagina nieuws, kolom na kolom meningen. Facebook en twitter braakten een brij aan ad hoc meninkjes uit. Iedereen sloofde zich uit om met bezweringen de storm te dempen en de polder weer droog te krijgen. Maar de bezweringen wakkerden door hun oorlogszuchtige taal weer nieuwe vlagen van onrust aan.

Nu, een week later, terwijl ik tijdens het typen van deze woorden uitkijk over de kalme Kostverlorenvaart waar een klein sloepje met ronkende motor richting IJ zwoegt, lijkt de storm wat geluwd. Maar de lucht is niet opgeklaard. De herfst heeft de kleur van achterdocht aangenomen, ook al gaan de vluchtelingen onzichtbaar op in de massa van de stad, en ligt het epicentrum van de haataanslag 500 kilometer verderop. In Brussel gijzelt de angst voor enkele onzichtbare bomgordeldragers de hele stad. Via televisiecamera’s turen we lege straten af. Verslaggevers doen hun werk voor een wezenloos decor. De klok telt af, de stad houdt zijn adem in, maar niemand weet tot welk moment.

Was de televisie niet de katalysator geweest van het drama? Wat zou er gebeurd zonder televisie? Het nieuws had weliswaar met grote koppen in de krant hebben gestaan, maar onze verbeelding over de impact had tekort geschoten. Onze polder had geen voedingsbodem voor angst kunnen worden. We hadden volstaan met beperkte dijkbewaking in plaats van een oorlogsverklaring.

Het meest effectieve wapen van de terroristen is niet de bomgordel. Dat is het bewegende beeld. Bewegende beelden planten zich direct in je hersenen. Taal vertraagt. Taal kan niet zonder persoonlijke verbeeldingskracht en niet zonder de expliciete wil om het verwoorde te verbeelden. Van oorspronkelijk beeld via woord naar nieuw beeld kost tijd, en kracht. Een onthoofding op papier spreekt niet tot de verbeelding. Op de lagere school dreunden we zonder enige reserve onze jaartallen op: “1568: Egmond en Hoorne te Brussel onthoofd!” Een filmpje op Youtube van een onthoofding is oneindige keren heftiger. Het is het verschil tussen gehakt kopen en een koe slachten.

Televisie en internet zijn het verlengstuk van onze eigen ogen. Op de eerste film die honderd jaar geleden in theaters werd vertoond reed een locomotief recht op de camera af. Van schrik doken de mensen onder de banken. Nu springen de angstzaaiers voor de camera’s, die door internet tot in de verste hoeken reiken, met de hoofden van de goddelozen in hun handen.

Onze tomeloze drift om alles met alles te verbinden, om onze leefstijl met beeld en geluid tot in de kleinste dorpjes over de hele wereld te brengen, ontploft midden in ons gezicht. De wereld haat ons. Om onze arrogantie, om onze leefstijl waarin je plek en je leven niet bepaald is bij je geboorte, maar waarin nog alle kaarten open liggen. Noch klasse, noch grootvader, noch god bepaalt wie en wat we kunnen worden.

De wind verlost de bomen van hun natte herfstbladeren, rolt golven door rietkragen en graanvelden, tekent patronen van rimpelingen op het water, verjaagt regenwolken. De wind van onze samenleving ruimt verstarrende gewoonten op, schept kansen, stimuleert vernieuwing en ademt vooral vrijheid en ruimte. Maar die ruimte, die vrijheid roept ook angst op. Angst voor de leegte. En angst wordt snel haat. Haat die als een kolkende zee over onze dijken slaat. Onthutst staan we tot aan onze knieën in de drab om ons heen te kijken waar die ongerepte polder is gebleven.