Categorie archief: Blog

Huidige blog of andere zaken op de homepagina

Geloof of politiek? (Spreeuwenwolk II)

Op 7 april stond in een concept voor mijn blog die week: “Het zou mij niets verbazen als over een week veel meer mensen met mondkapjes lopen. Want Van Dissel en andere experts mogen dan wel stellen dat dat niet helpt tegen besmetting: als de IC-specialisten en verpleegkundigen er wel mee lopen, sterker: als alles op alles wordt gezet om meer mondkapjes te produceren voor mensen in de meest besmettelijke situaties, dan is de kans heel groot dat de spreeuwenwolk rond gaat cirkelen op zoek naar mondkapjes.” Na wat wikken en wegen schrapte ik die alinea. Te zuur.

In die blog vergeleek ik onze huidige samenleving met een spreeuwenwolk. We zijn nu een half jaar verder en we cirkelen nog steeds rond. De regie is zoek, want: 17 miljoen regisseurs. Als radeloze spreeuwen zwenken en zwaaien we op basis van die enkele simpele gedragsregels van vogeltjes in een zwerm: zorg dat je nooit aan de buitenkant vliegt (gedragsregel 1) en vlucht bij elk signaal, hoe miniem ook, van vermeend gevaar (gedragsregel 2). Daardoor wordt de zwerm één samenhangend, maar snel vervormend organisme. Ongrijpbaar. Soms duikt er een roofvogel in de wolk waardoor hij splitst. Fascinerend om te zien. Stel je je voor hoe een alien op veilige afstand van de aarde nu naar ons zit te turen. Wat ziet hij dan?

Dat er geklaagd wordt over gebrek aan regie, dat er angstig gepiept wordt “waar is de leider”, net zoals die ene spreeuw piept terwijl zijn buren op dat moment opzij scheren en hij instinctief mee gaat. En allemáál piepen ze waar die leider is, of over de vragen of snavelkapjes helpen, luister maar eens naar zo’n fladderend volk, oorverdovend.  

Terug naar de mondkapjes: elke discussie daarover is zinloos. Het bewijs dat het helpt, is blijkbaar flinterdun. Ik ben geen viroloog, maar vergelijkingen tussen landen en steden met en zonder draagplicht bieden geen doorslaggevende houvast. Maar als de spreeuwenwolk een mondkapje wil, dan gaan we dat doen. Toch?

Als alle landen om ons heen mondkapjes verplichten, dan kunnen we niet achterblijven. We willen geen gekke Henkie zijn (gedragsregel 1). Eerder gebeurde dat met de scholensluiting (gedragsregel 2). Zo werkt geloof. Veel gelovigen stellen alles in het werk om het gelijk aan hun kant te krijgen. Tot aan de redenering van Pascal toe, een volgens kenners briljant wiskundige, maar ook zeer gelovig man, op de vraag of God bestond: “Je weet het niet, dus dan kun je het maar beter doen”. Een soort utiliteitsargument.

Exact dat argument wordt nu gebruikt: baat het niet, dan schaadt het niet. En net als bij het geloof in een god heb je hier alle gradaties, van zwarte kousen die dreigen met hel en verdoemenis – “wacht maar tot jij op de IC ligt!” – tot de ‘ietsisten’. Met opvallend genoeg dezelfde woorden. Roel Coutinho: “Als ik alle onderzoeken door lees, dan geloof ik wel dat het íets doet.” Zoek het verschil met: “Ik geloof niet in God, maar wel dat er íets is.”

Het is wachten op de variant op de uitsmijter van de gelovige die mij ooit “troostte” met: “Ik respecteer dat je niet gelooft, ik zal voor bidden.” Ik wacht op: “Ik respecteer dat je geen mondkapje draagt, maar ik hoop dat iedereen om je heen dat wel doet zodat je veilig bent.”

Dat de ratio volledig zoek is geraakt, bewijst wel dat de voormannen van partijen die zich niet gauw laten betrappen op het stellen van geloof boven wetenschap, een vurig pleidooi vóór het mondkapje hielden in de Tweede Kamer deze week. Waarop de opperspreeuw, die opperspreeuw is omdat hij zo feilloos aanvoelt waar de zwerm heen zwenkt, meteen ‘op camera’ het mondkapje verplichtte. Live tijdens het debat. In één zwiep alle ratio overboord gekieperd. Rust in de tent!

De consensus was groot, de politiek pakt hier haar rol, want zoals Jesse Klaver uitlegde bij Op1: het OMT adviseert, de politiek neemt het besluit. Geen speld krijg je daar tussen. Wat hij zegt kun je ook uitleggen als een poging om de beschuldiging van gebrek aan regie te ontlopen – of juist proberen de koppositie over te nemen? – om de angst in de samenleving enigszins te dempen, om tegemoet te komen aan houvast bij onzekerheid. Een vlucht naar voren in jargon. Het spiegelbeeld van Johnsons en Trumps manier van dempen van de onrust door het virus te bagatelliseren. Op de schaal van wijs – onverstandig was dat héél erg onverstandig. Maar is dat mondkapjesbesluit wel wijs?

Ik stond gisteren weer eens een dagje achter de kassa van onze buurtkringloop. Dat doet ik graag. Iedereen die binnenkwam vroeg ik een mondkapje op te zetten. Ja, ik ben de beroerdste niet. Ik had zelfs een doosje voor mensen met de smoes “heb ik niet bij me”. En vrijwel iedereen deed het braaf op. Niemand op de voorgeschreven manier, veel neuzen staken boven het masker uit. Best grappig, van die grote kokkerds als vleesgeworden ventilatieschachten waar alle lucht ongezuiverd in en uit stroomt.

Dan laat ik nog maar buiten beschouwing dat vrijwel niemand erin slaagt om zo’n flapje op te zetten door alleen de elastiekjes met de vingers aan te raken. Die eerst 20 seconden met water en zeep gewassen moeten zijn. Waar?? Leg dat maar eens uit aan de doorsnee klant. Verspilde energie.

Gemopper? Amper. Weigeraars overtuigde ik heel eenvoudig met: “Ik geloof ook niet dat het veel helpt, maar andere klanten voelen zich veiliger als u het draagt”. Zondermeer werden de monden en soms neuzen bedekt. Want baat het niet, dan schaadt het niet. De meeste mensen deugen.

Tevreden? Mwa. Het schaadt namelijk wel degelijk: je kunt elkaars gezichten niet meer lezen. Elke emotie wordt uitgegumd. Het was stiller dan anders in de winkel, gesprekken werden amper gevoerd. Sommige mensen liepen als zombies rond. Overal zie je nu ogen boven een doekje, maar of die ogen vrolijkheid of angst uitstralen is moeilijk te zeggen. Het oogt vooral als achterdocht.

Omdat de kassavrijwilliger ook de muzak bedient, zette ik uit arren moede maar extra vrolijke muziek op, volume wat hoger dan normaal. Want het niet kunnen lezen van elkaars emotie: was dat niet ooit de reden om tot een boerkaverbod te komen?

En het versterkt sociaal isolement. Juist in buurtwinkels, zoals de onze, vinden de terloopse kletspraatjes plaats. Die vallen stil. Voor ouderen voor wie dat dagelijkse loopje naar een winkel vaak het enige, echte contact met anderen is, pakt zo’n maatregel dan weer slecht uit. Wegen de baten op tegen de kosten? Ik weet het niet, maar die discussie mag nu even niet gevoerd worden om de eenheid te bewaren. We zijn even samen een soort zwarte kousenkerk geworden: offers brengen om het virus te behagen.

En Van Dissel: die loopt nu het risico op excommunicatie. Zo gaat dat met totalitaire geloofsdoctrines.

Ontspullen?

Op 6 november 2016 schreef ik op deze plaats de volgende zin: “Over enkele jaren stuurt Zalando ons ongevraagd de schoenen of de broek waar we net aan dachten – zoals bleek uit ons surfgedrag – en Bol.com een koolmonoxide detector nadat we onze zolderkamer op Airb&B te huur hebben gezet. En het aankoopbedrag wordt vast afgeboekt. Handig toch?”

De zin schoot mij te binnen omdat het de sleutel is om Rutte en Hoekstra te begrijpen. Vanuit de milieuhoek begrijpt men helemaal niets van 3,4 miljard voor Schiphol. Investeren in lawaai, stank, luchtvervuiling en klimaataantasting: volgens de Partij voor de Dieren een achterhaald bedrijfsmodel. Vanuit de cultuurhoek begrepen ze het overigens ook niet, want opgeteld gaat in de theater- en evenementenwereld ook een fors bedrag om. Dus als je een sector wil ondersteunen, dan gelijke monniken, gelijke kappen.

Dat klinkt logisch, maar de essentie van het overeind van sectoren is niet het voorkomen dat mensen aan de bedelstaf raken, maar het consumptievermogen in stand te houden. Hoekstra zei vooraf al dat hij diepe zakken had. Inmiddels hebben we meer dan 60 miljard in de economie gestoken om de zaak draaiende te houden, en nog steeds slaapt Hoekstra als een roos. Geparafraseerd: “Een pandemie komt één keer in de honderd jaar voor, dus die 60 miljard schrijven we in 100 jaar af.” Op de rijksbegroting voel je een half miljard per jaar niet. En omdat het consumptief vermogen grotendeels overeind is gebleven, zijn we snel weer boven jan.

Voor Rutte en Hoekstra is onze economie niet anders dan een spel van produceren en consumeren. Zonder consumenten geen productie. Ruttes uitspraken zijn daar toe terug te leiden. Om de laatste economische crisis op te lossen riep hij op om “eens een nieuwe auto te kopen”. Dat was in 2013. Sparen is een gruwel voor de economie. Enkele jaren later (2017) riep hij de grote ondernemers op om de lonen te verhogen en niet alleen zichzelf rijkelijk te belonen. Want hogere lonen leidt tot meer consumptie en dus tot meer productie. Rutte staat aan de kant van de producenten en kneedt burgers tot consumenten.

Kortom: we moeten spullen kopen. Bij bedrijven incasseren de aandeelhouders de gemaakte winsten om die opnieuw te investeren in andere bedrijven die spullen maken. Dondert niet welke spullen. Dondert ook niet hoe geproduceerd, mits de marges hoog zijn zodat investeerders blij worden. Dus ook geen ingewikkelde klimaateisen: die maken de winsten lager en de concurrentie van bedrijven die fossiel blijven stoken sterker. Dus vooral spullen, spullen en nog eens spullen, want alleen bij spullen kun je de productie automatiseren zodat de loonkosten dalen, en de winsten stijgen. En anders verplaats je de productie naar de landen met de laagste lonen.

De culturele ondernemers in ons land kunnen bij hoog en laag beweren dat zij ook veel omzet draaien, veel mensen in dienst hebben die boterhammen kopen, maar zij genereren geen materiële meerwaarde. Zij kunnen niet meer produceren door de automatiseren of de productie te verplaatsen naar lage-lonen-landen. Een toneelvoorstelling brengt hooguit evenveel in de kassalade dan hij heeft gekost. Het levert geen meerwaarde op die opnieuw geïnvesteerd kan worden.

Hooguit in de sfeer van de vrije producties zoals musicals zie je grote ondernemingen ontstaan die daar op enigszins lijken. Maar het lijkt mij sterk dat pensioenfondsen daar veel in gaan beleggen. Ook sommige cabaretiers draaien goed, en sommigen “lopen binnen”. Maar die zetten dat op de spaarrekening voor hun kinderen later. Als de cultuursector omvalt, is dat sneu, in Brabant heet cultuur niet voor niets “vrije tijd”. Met precies twee keer de “ij” van vrijblijvend. En werkloze acteurs kunnen vast en zeker aan de bak in de productiesector. Om nog meer spullen te maken. Tegen lage loonkosten, want wie een tijdje werkloos is, grijpt alles aan wat er langs komt.

Daarom krijgt de zorg, na alle applaus, er niets bij: linksom of rechtsom kost de zorg geld. Net als onderwijs. Geen enkele ondernemer, dus geen enkele “Ruttefluisteraar”, ligt er wakker van dat ons leesonderwijs op een dieptepunt terecht lijkt te komen. Zolang mensen de gebruiksaanwijzingen van hun nieuwe spullen kunnen lezen is het prima. En je zult altijd gekkies blijven houden die in die sectoren met hart en ziel aan de slag gaan tegen een te laag salaris.  

Zoals een bestuurder in de thuiszorg mij ooit uitlegde na een zeer ingrijpende reorganisatie: “De klant heeft er helemaal niets van gemerkt, want de loyaliteit van de medewerkers ligt bij die klant.” De klant helpen komt altijd op de eerste plaats. De flexibilisering van de organisatie – in een poging om de productiekosten toch nog wat de verlagen – namen de medewerkers voor lief.

Sectoren die geen spullen maken waarvan je de productiekosten via robotisering kunt verlagen om daardoor hogere winsten mogelijk te maken, trekken bij Rutte dan ook aan de het kortste eind. Salarisverhoging in de zorg? “Geen sprake van”, zei Rutte. En iedereen die had staan klappen in de eerste weken begreep daar niets van. “Read his lips, dummies!”, denk ik dan. Rutte is alleen geïnteresseerd in spullen. Hij komt bij Unilever vandaan. Daar heeft hij zijn economielessen gekregen. Veertig soorten tandpasta, met een ring van zelfvertrouwen en voor een stralende lach.

In tegenstelling tot de cultuursector hebben de pakketdiensten en webwinkels zich juist door de crisis stevig genesteld in onze economie. Ik fietste laatst door het westelijk havengebied van Amsterdam. Enorme parkeerterreinen met busjes van Bol.com, Albert Heijn, HelloFresh en megaloodsen van 250 m breed en 500 m lang, als rijtjeswoningen in een Vinexwijk. We zijn dichterbij het beeld in mijn eerste zin dan we denken. Bij de pakketdienst van KPN is het de laatste maanden net zo druk als andere jaren rond Kerst. Daarom durft Hoekstra zo royaal te zijn: de productie kan doordraaien. Maar die spullen moeten dan ook gekocht worden.

Mensen zijn niet meer dan een schakel in de hele productie-consumptieketen. En de grap is: je kunt in die keten alles automatiseren en vervangen door robots, behalve mensen. Want die gebruiken en verslijten die spullen zodat er altijd behoefte blijft bestaan aan nieuwe spullen. Om de oude spullen en masse bij de vuilniscontainers te dumpen. De zooi op straat is een bewijs dat de economie draait als een tierelier.

Over het klimaat kunnen we kort zijn: prachtig die condensstreeploze luchten, maar dat levert niets op. Zonder vliegtuigen geen spullen. Pas tegen de tijd dat verzekeraars die nieuwe megaloodsen niet meer verzekeren vanwege overstromingsgevaar ontstaan er een economische prikkel om spullen te maken tegen de rijzende zeespiegel. Dan bedenken we wel iets slims zoals opblaasbare dijken of zo.

Want dat is de les die wij kunnen trekken uit de coronacrisis: de mensheid lukt het niet om ver vooruit te denken, en handelen. Plots duiken boeken, studies en documentaires op van jaren geleden waarin stelselmatig is gewaarschuwd voor een pandemie. Zie de Ted-ex lezing van Bill Gates, het boek Zoönosen van David Quammen in 2012, maar bij toeval las ik het boekenweekgeschenk van Tommy Wieringa uit 2014 terug. Met een precieze beschrijving van de levende dierenmarkten in China waar de virussen overspringen op de mens. Hen treft het lot van Cassandra: ze voorspelde de toekomst, maar Apollo had haar gestraft met de doem dat niemand haar ooit zou geloven.

In mijn vorige blog hoopte ik nog dat we door de crisis genoeg zouden krijgen van die spulleneconomie. Onderzoekers toonden aan dat de crisis vriendschappen verdiepte, en beter een fijne vriendenkring dan een huis vol spullen. Maar Kim Putters (SCP) zag het allemaal als welbegrepen eigen belang. https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/is-nederland-socialer-geworden-dankzij-corona-scp-directeur-kim-putters-betwijfelt-het~ba28b12c/.

Dus wat ons rest is tegen de stroom inroeien, stug volhouden te bouwen aan een samenleving waar mensen naar elkaar omkijken. Al was het maar om goed voorbereid te zijn als het weer een keer mis gaat.

Zwenken en draaien

Deze crisis is een superversnelde film van hoe democratie werkt. Heel directe democratie: mensen stemmen nu met hun voeten, met hun gedrag. Links, en dan weer naar rechts. Als een soort spreeuwenwolk. In normale tijden doen we dat met een rood potlood. Maar ook dan op basis van emotie, intuïtie, beeldvorming, ook al houden lijsttrekkers rationele betogen alsof het besturen van een spreeuwenwolk wiskunde is. Veel wetenschappelijk onderzoek doet uitspraken over effecten van beleid. Maar dat leidt niet één-op-één tot betere maatregelen. Populisten hoeven maar één nep-roofvogeltje los te laten en de halve spreeuwenwolk zwenkt naar rechts. Kijk even: https://www.youtube.com/watch?v=V_rWBHau6JA.  

Een spreeuwenpremier zou kunnen roepen: “Allemaal rechtdoor vliegen, want wat we ook doen, één van ons gaat eraan.” Maar er is geen spreeuwenpremier. Spreeuwen kennen maar enkele simpele gedragsregels: vlieg niet aan de buitenkant, en vlucht weg bij gevaar. Zo golft onze samenleving nu ook min of meer. Rutte geeft wel een richting aan, maar zijn voorstellen worden alleen overgenomen door ons spreeuwen als er draagvlak is. Zie hoe het liep met openhouden van de scholen: geen draagvlak, dus toch dicht. En elke cultuur kent een fijnregeling waardoor die golfbewegingen overal net wat anders zijn. Trump kon nog zo hard ontkennen dat er een probleem was: de Amerikanen zijn ook spreeuwen en Trump kan alleen maar meegolven om gezichtsverlies te voorkomen. Hij is nu een beetje de spreeuw die toevallig voorop vliegt en denkt dat de rest hem volgt.

Om die reden ben ik eenvoudig als spreeuw pragmatisch bezig om de groep die door ons spreeuwengedrag aan het kortste eind trekt een handje te helpen: koffie schenken voor de daklozen die geen voordeur hebben om achter te schuilen. Dat deden we overigens al jaren. Nu in een lege kerk: veel ruimte daar, dus met die anderhalve meter zit het wel goed.

Ik raakte er aan de praat met bezoeker M., over zijn ideale wereld. Stap voor stap ontvouwde hij een utopisch vergezicht voor me: “Met een basisinkomen voor iedereen. De helft van nu, dat is echt ruim genoeg”, en iedereen in een huurwoning: “En dan is 20 vierkante meter voldoende”. En in een heel compacte stad. Niet in van die flats zoals in Hongkong, maar in woonblokken zoals in Parijs, zonder die binnentuinen zoals in Amsterdam, want dat is echt ruimteverspilling, zeven hoog zonder lift. “Dan krijg je heel compacte steden, en hou je meer groene ruimte rondom de steden over.” Hij had het ook helemaal doorgerekend. Inclusief verkeerssystemen en gratis gezondheidszorg. “Maar dan niet meer dan drie ingrepen per jaar, moet je maar gezond leven.” Hij geloofde er heilig in. Ik kreeg visioenen van Noord-Korea.

Enkele dagen na mijn gesprekje met M. zag ik ineens een link tussen de wereld volgens M. en de manier van denken van Ira Helsloot, hoogleraar Besturen van Veiligheid. Hij legde uit – ik parafraseer – dat het veel slimmer was om de economie niet plat te leggen en de doden op de koop toe te nemen. Het ging immers toch vooral om hoogbejaarden. Per saldo zouden we dan na verloop van tijd meer gezondheidsjaren hebben omdat een economische crisis leidt tot werkeloosheid, slechtere gezondheidszorg en zo voorts. Valt geen speld tussen te krijgen. Maar toch voelde het ongemakkelijk. Tot ik begreep dat deze bestuurskundige het gedrag van een spreeuwenwolk in een open samenleving als de onze niet begrijpt. Net als M. Dat is misschien onthutsend, voor een bestuurskundige, maar waar we bij M. onze schouders ophalen, krijgt Helsloot alle ruimte op tv. Waar Jort Kelder hem na wauwelt. En hup, daar gaan een paar spreeuwen toch weer een andere kant op.

En wat dan nog, zou je denken. Welnu, dat zwenken en draaien als een spreeuwenwolk is dus onze manier om met een crisis om te gaan. Stel je de coronacrisis nu eens voor als generale repetitie van wat ons te wachten staat als de volgende, veel langzamere, maar veel ingrijpender kladderadatsch zich voltrekt: het smelten van het ijs op Groenland en daarna Antarctica. Komen we dan ook pas in actie als de eerste golven over de duinen en dijken de polders inlopen? En zwenken we dan ook van links naar rechts? Ik mag hopen van niet. Laten we na afloop van de coronacrisis ten eerste niet alle remmen loslaten om alle uitgestelde consumptie in te halen met dito productie van zooi waar we prima zonder kunnen, ten koste van een enorme extra uitstoot van broeikasgassen. Maar ten tweede toch wat minder zwenkend en draaiend die finale crisis proberen te voorkomen.

En daar kunnen we nu al mee beginnen: door de sociale samenhang die we in korte tijd hebben bereikt vasthouden. Onderzoekers, daar heb je ze weer, signaleren nu al dat vriendschappen zich verdiept hebben. Want mensen hebben mensen nodig. Misschien beleven we daar uiteindelijk meer voldoening aan dan aan het rond de wereld vliegen en ons huizen vol spullen stouwen. Dus méér socializen, dat leidt mogelijk meteen tot minder behoefte aan consumeren. Dus méér van het een, zonder het gevoel dat je iets móet laten. Dat gaat het vanzelf. Sober leven met rijker resultaat. En kunnen we het vileine keeping up with the Joneses, uitgebuit door slimme marketeers vanaf de jaren vijftig om de individuele consumptie aan te jagen, ook bij het groot vuil dumpen, naast de rest van alles wat we de afgelopen weken het huis uit gedragen hebben.

Denkstapsprong

Ik had deze hinkstapgedachte-sprongen nog op de plank liggen voor verdere uitwerking. Maar teruglezend voldoet deze staccato versie ook goed. En verbazend actueel.

Ik geloof:

  1. dat wat er tussen mensen gebeurt niet zozeer Goddelijk is, maar juist ongelooflijk is en de essentie van ons mens zijn is,
  2. dat de kracht die mensen onderling bindt een pendant is van de zwaartekracht, in zijn betekenis voor de mensheid,
  3. dat mensen tot heel veel in staat zijn,
  4. dat mensen samen de onzichtbare planeet Mensheid vormen,
  5. dat mensen door die samenbindende kracht als het ware bewogen worden om zich te conformeren aan anderen,
  6. dat conformisme veel veiligheid biedt,
  7. dat die veiligheid versterkt wordt door zich collectief af te zetten tegen “anderen”, afwijkenden,
  8. dat dit conformisme tot fanatisme kan leiden, zoals bij de onzekeren, en bijvoorbeeld ook bij “bekeerlingen”,
  9. dat het ontmenselijken van “de anderen” het makkelijker maakt om anderen af te wijzen evenals het veilig stellen van de eigen positie in de eigen groep,
  10. dat men een groep opzoekt van een zodanige omvang en karakter dat de borging van de eigen veiligheid het grootst is. Dat kan variëren van een grote groep meelopers waar men middenin het meest veilig is, of een kleine groep harde strijders met een sterke onderlinge band, en alle varianten daartussen,
  11. dat bij de klimaatcatastrofe een probleem ontstaat omdat de mensheid daar zelf zijn eigen vijand is,
  12. dat de behoefte aan een vijand in dat geval zich zal focussen op de klimaatactivisten als “de ander”,
  13. dat deze kanteling vergemakkelijkt wordt omdat de klimaatactivisten opgebouwde welvaartsvoordelen ter discussie stellen en daarmee de materiële bestaanszekerheden aantasten, wat het vijandbeeld versterkt,
  14. dat daardoor organisaties als Extinction Rebellion de gedroomde vijand zijn,
  15. dat daardoor de boeren de gedroomde geallieerden zijn: gericht op behoud van de huidige status quo en welvaart,
  16. dat polarisatie rond de klimaatcatastrofe een oplossing niet dichterbij brengt,
  17. dat alleen een catastrofe zelf er voor zal zorgen dat de uitstoot van broeikasgas stopt doordat natuurrampen de productie van goederen stil legt,
  18. dat een catastrofe mensen weer tot elkaar brengt door de onderlinge bindende kracht, zie 2, om de wereld weer op te bouwen.

Infectie van de samenleving

We kennen de metafoor hoe de vleugelslag van een vlinder in de Amazone een storm bij ons kan ontketenen. Het kostte soms wat veel woorden om de metafoor uit te leggen, maar dat hoeft niet meer. In de werkelijkheid leidt een vleermuis in China tot het lamleggen van de hele wereld.

In deze corona crisis komt heel veel samen en is zichtbaar hoe mondiale systemen zoals handels- en productieketens en microsystemen zoals huishoudens op elkaar ingrijpen. En hoe ons leven zich afspeelt op flinterdun ijs. De welvaart die na de 2e Wereldoorlog is opgebouwd bestaat uit een wisselwerking van productie en consumptie. Welvaart wordt uitgedrukt in omzetten, bruto nationaal product. Maar als wij niet massaal consumeren, valt de productie stil. Daarmee vallen inkomens weg en glijden we onhoudbaar de leuning af van de wenteltrap naar de kelder.

Wij zijn een spullensamenleving geworden. Consumptie werd aangejaagd door het evangelie van de individuele leefstijl, waarbij je je met spullen omringt om je te onderscheiden. En waarin je je onafhankelijkheid borgt door zelf een uitgebreid machinepark in huis te hebben. Ieder huishouden een wasmachine, een koelkast, een boormachine, een mixer, een blender, een auto, een caravan. Kasten, kelders, zolders en garages vol spullen.

De productie daarvan vraagt zoveel grondstoffen dat de aarde wordt uitgeput, ecosystemen worden vernietigd, driekwart van de insecten zijn verdwenen, en afvalgassen maken een broeikas van de atmosfeer. Productie die meer en meer van de natuur wegvreet waardoor biotopen worden aangetast van dieren die we niet of amper kennen en die nu in onze leefgebieden verzeild raken.

Zij hebben hun eigen stofwisselingsprocessen, bacteriën en virussen die na een evolutie van miljoenen jaren in evenwicht zijn, maar die zitten anders in elkaar dan ons menselijk metabolisme. HIV, ebola en corona zijn ziekten door virussen die hun dierlijke gastheren geen kwaad berokkenden maar waar wij met lege handen tegenover staan. Zoals de oorspronkelijke bewoners van de Amerika’s massaal stierven door onze mazelen.  

De afgelopen dagen ben ik met collega’s van andere inloophuizen in onze stad vooral druk geweest hoe we onze inloop voor de daklozen open kunnen houden. Hoe we de risico’s voor hen, maar ook voor ons zelf kunnen beperken. Een complex probleem, want een dakloze kan er niet voor kiezen om de komende weken de deur niet uit te gaan, want hij heeft geen deur. En onze vrijwilligers haken af, een deel behoort zelf tot de risicogroepen, door leeftijd of chronische ziekte. Een belangrijk maar tamelijk onzichtbaar subsysteem – met weinig maatschappelijke status – valt daarmee uit elkaar.

De zorg voor de meest kwetsbaren stort als een kaartenhuis in elkaar. Terwijl de strategie om mensen letterlijk op afstand van elkaar te houden juist méér inzet vraagt. Grote groepen vormen immers een groter risico. Dus kleinschalige opvang vraagt om méér locaties en méér begeleiding. Locaties die er niet zijn. Sterker: door  de voorgenomen sluiting van de grootschalige winteropvang neemt de druk op bestaande kleinschalige locaties toe. Een paradox waar we alleen uitkomen door met timeslots te gaan werken. Mensen kunnen een half uur terecht voor koffie, een boterham en wc-bezoek. Daarna weer de straat op waar de kou de weerstand op de proef stelt.

Het zijn deze inwoners van de stad die helemaal onderaan de menselijke piramide hangen. Ze hebben de strijd verloren, tegen verslaving, tegen de stress, tegen hun psychiatrische problemen, tegen hun klapstoelbaantjes, tegen de systemen die zij niet meer begrepen. Ze leven van dag tot dag en scharrelen hun kostje bij elkaar van ontbijtproject hier tot een warme hap daar.

En als er iemand mogelijk corona heeft: hoe moet je dan een dakloze in quarantaine houden? Die voorzieningen zijn er nu helemaal niet. Maar alles wat je bedenkt belast de zorgsystemen. Als we zorg moeten gaan prioriteren weten we onuitgesproken dat deze groepen geen voorrang gaan krijgen.

In een vorige blog schreef ik over de vloedlijn van de stad. Deze mensen springen het meest in het oog van wat de golfslag van de wereld op onze denkbeeldige stadsstranden achterlaat. In onze kleine inloop met bijna 100 bezoekers per ochtend horen we alle talen van de wereld. Gestrand in de grote stad met zijn verlokkende uitstraling van de spullensamenleving.

Het Chinese woord voor crisis betekent tegelijkertijd kans. Als we zelf niet willen stranden als wrakhout in de vloedlijn van de wereldeconomie met zijn ecologische verwoestingen, is het tijd voor een ingrijpende herbezinning. Heel misschien blijkt over tien of twintig jaar dat deze crisis onze samenleving nu zo infecteert dat een omwenteling op gang komt om ons te genezen van onze vraatzuchtige spulleneconomie. Always look at the bright side of life, nietwaar?